ECLI:NL:HR:2009:BK0872

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/04647
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering wegens beroepsfout advocaat en verjaringstermijn

In deze zaak heeft eiser [Eiser] op 1 augustus 2005 verweerder [Verweerder] gedagvaard voor de rechtbank Haarlem. Hij vorderde dat de rechtbank zou verklaren dat verweerder onrechtmatig had gehandeld door niet de zorgvuldigheid in acht te nemen die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht. Eiser stelde dat hij schade had geleden door een ongeval en dat verweerder aansprakelijk was voor deze schade. De rechtbank heeft na een tussenvonnis van 29 maart 2006, waarin eiser de gelegenheid kreeg om aan te tonen dat hij een procedure tegen Greenib had gestart, bij eindvonnis van 13 september 2006 de vorderingen van eiser afgewezen. Eiser ging in hoger beroep bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 24 juli 2008 het vonnis van de rechtbank bekrachtigde. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerder zijn begroot op € 374,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

18 december 2009
Eerste kamer
08/04647
EV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
In de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. B.T.M. van der Wiel.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiser] heeft bij exploot van 1 augustus 2005 [verweerder] gedagvaard voor de rechtbank Haarlem en gevorderd, kort gezegd, te verklaren voor recht dat [verweerder] jegens [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld doordat hij niet de zorgvuldigheid in acht heeft genomen die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht en derhalve aansprakelijk is voor de schade die [eiser] heeft geleden, lijdt of nog dreigt te lijden ten gevolge het aan [eiser] overkomen ongeval en voorts [verweerder] zal veroordelen tot vergoeding van die schade, op te maken bij staat.
[Verweerder] heeft de vorderingen bestreden.
De rechtbank heeft, na een tussenvonnis van 29 maart 2006 waarbij de rechtbank [eiser] in de gelegenheid heeft gesteld bij akte aannemelijk te maken dat hij een procedure tegen Greenib zou zijn begonnen, toe te lichten dat die procedure niet kansloos was en een gespecificeerde opgave te doen van zijn schade, bij eindvonnis van 13 september 2006 de vorderingen afgewezen.
Tegen het eindvonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. [Verweerder] heeft voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld. Bij arrest van 24 juli 2008 heeft het hof in het principaal beroep het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [verweerder] mede door mr. J. Mencke, advocaat te Amsterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO, zo mogelijk met compensatie van de kosten.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot bantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 374,34 aan verschotten en 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 18 december 2009.