ECLI:NL:HR:2009:BK0866
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Schending van hoor- en wederhoor in psychiatrisch verblijf
In deze zaak gaat het om een verzoek tot verlening van een machtiging voor voortgezet verblijf van een betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis, ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Zutphen. Op 7 juli 2009 werd dit verzoek gedaan, vergezeld van een geneeskundige verklaring. De rechtbank heeft de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsvrouwe, op 10 juli 2009 gehoord, evenals de ouderenpsychiater, een co-assistent en de vertrouwenspersoon van de instelling. Op 16 juli 2009 verleende de rechtbank de gevraagde machtiging voor een jaar, eindigend op 15 juli 2010. De beschikking van de rechtbank werd aan de beschikking gehecht.
Tegen deze beschikking heeft de betrokkene cassatie ingesteld. De advocaat-generaal F.F. Langemeijer concludeerde tot vernietiging van de beschikking en verwijzing naar de rechtbank Zutphen. In cassatie werd vastgesteld dat de rechtbank de waarnemend huisarts en de PIT-verpleegkundige telefonisch had gehoord, maar dat de informatie die zij verstrekten niet aan de betrokkene of zijn raadsvrouwe was voorgelegd. Dit leidde tot de klacht dat de rechtbank in strijd had gehandeld met de artikelen 8 en 9 van de Wet Bopz en het beginsel van hoor en wederhoor zoals neergelegd in artikel 5 van het EVRM.
De Hoge Raad oordeelde dat de klacht terecht was voorgesteld. Aangezien de rechtbank haar beslissing mede had gebaseerd op de niet voorgelegde inlichtingen, en er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat de betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om te reageren, kon de beschikking niet in stand blijven. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank Zutphen en verwees de zaak terug naar deze rechtbank voor verdere behandeling en beslissing.