ECLI:NL:HR:2009:BK0855

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01113
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over kennelijk onbehoorlijk bestuur en aansprakelijkheid op grond van de Invorderingswet 1990

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 december 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een eerder arrest van het gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft de aansprakelijkheid van een bestuurder op basis van kennelijk onbehoorlijk bestuur volgens artikel 36 lid 3 van de Invorderingswet 1990. De eiser, die als bestuurder van HFM werd aangemerkt, was hoofdelijk aansprakelijk voor belastingaanslagen tot een bedrag van € 165.396,66. De Hoge Raad heeft in deze procedure de eerdere vonnissen van de rechtbank Arnhem en het arrest van het hof bekrachtigd. De eiser had in de procedure na verwijzing niet verschenen, wat zijn positie verzwakte. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd niet tot cassatie konden leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal, L.A.D. Keus, strekte tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die zijn begroot op € 374,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

4 december 2009
Eerste kamer
08/01113
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
In de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
DE ONTVANGER VAN DE BELANGSTINGDIENST/ RIVIERENLAND, voorheen de Ontvanger van de Belastingdienst/Ondernemingen Gorinchem,
kantoorhoudende te Gorinchem,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. M.J. Schenck en mr. G.R. den Dekker, thans mr. R.A.A. Duk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Ontvanger.
1. Het geding in voorgaande instanties
Voor het verloop van het geding in voorgaande instanties verwijst de Hoge Raad naar zijn arrest van 14 oktober 2005, nr. C04/172HR, LJN AT6017, NJ 2006, 30. Bij dat arrest heeft de Hoge Raad in het principale beroep het arrest van het gerechtshof te Arnhem van 24 februari 2004 vernietigd en het geding naar het gerechtshof te 's-Hertogenbosch verwezen ter verdere behandeling en beslissing. Het door [eiser] ingestelde incidentele cassatieberoep heeft de Hoge Raad verworpen.
Bij exploot van 16 januari 2006 heeft de Ontvanger [eiser] opgeroepen voort te procederen. [Eiser] is in de procedure na verwijzing niet verschenen.
Bij arrest van 30 oktober 2007 heeft het hof in het principaal en in het incidenteel appel de vonnissen in conventie van de rechtbank Arnhem van 5 april 2001 en 1 november 2001 vernietigd en, in zoverre opnieuw rechtdoende, voor recht verklaard dat [eiser] als bestuurder van HFM op grond van art. 36 Iw. 1990 hoofdelijk aansprakelijk is voor de in het eindvonnis genoemde belastingaanslagen tot een bedrag van € 165.396,66 of, voor het geval dat in de procedure volgend op het bezwaarschrift op grond van art. 50 Iw. 1990 een ander (lager) bedrag wordt vastgesteld, tot dat andere bedrag, alsmede voor de daarover verschuldigde invorderingsrente vanaf 1 juni 1998. Het hof heeft voorts de bestreden vonnissen bekrachtigd, voor zover deze in reconventie waren gewezen en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Ontvanger heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat en voor de Ontvanger namens zijn advocaat door mr. Y. Tijms, advocaat te Amsterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van De Ontvanger begroot op € 374,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, W.A.M. van Schendel en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 4 december 2009.