ECLI:NL:HR:2009:BK0685
Hoge Raad
- Cassatie
- J.P. Balkema
- J. de Hullu
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen arrest Gerechtshof Amsterdam wegens schending redelijke termijn
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 3 oktober 2007 is gewezen. De verdachte, geboren in 1953, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. J. Kuijper. De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de redelijke termijn is geschonden en dat het beroep moet worden verworpen. De Hoge Raad heeft op 8 december 2009 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep in cassatie is verworpen.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er meer dan twee jaar zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep, wat betekent dat de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is overschreden. Ondanks deze schending heeft de Hoge Raad besloten dat er geen rechtsgevolgen aan deze overschrijding verbonden hoeven te worden, gezien de opgelegde geldboete van € 75,- en de mate van overschrijding van de termijn.
De Hoge Raad oordeelt dat het middel van cassatie niet kan leiden tot vernietiging van de bestreden uitspraak, en dat er geen verdere motivering nodig is, omdat het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep wordt verworpen, en dit arrest is uitgesproken door de raadsheren in aanwezigheid van de waarnemend griffier.