ECLI:NL:HR:2009:BK0679
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over bewijsoverwegingen in drugshandel en witwassen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 december 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1984 en wonende te Vlissingen, was in hoger beroep veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en voor het verwerven van een geldbedrag dat afkomstig was uit een misdrijf. De verdediging stelde dat het aangetroffen geldbedrag van € 7.650,- op reguliere wijze door de verdachte was verkregen en niet door witwassen. De advocaat-generaal concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak ten aanzien van de beslissingen met betrekking tot het derde tenlastegelegde feit en de strafoplegging.
De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en oordeelde dat het Hof in zijn bewijsoverwegingen niet voldoende had onderbouwd op welke wettige bewijsmiddelen de redengevende feiten en omstandigheden waren gebaseerd. Het Hof had de verklaring van de verdachte over de herkomst van het geld niet aannemelijk geacht, maar had niet duidelijk gemaakt welke bewijsmiddelen deze conclusie ondersteunden. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 tenlastegelegde feit en de strafoplegging, en wees de zaak terug naar het Gerechtshof voor herbehandeling.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige bewijsoverwegingen door de rechter en de noodzaak om feitelijke grondslagen voor bewezenverklaringen duidelijk aan te geven. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige, wat betekent dat de andere onderdelen van de veroordeling in stand blijven.