ECLI:NL:HR:2009:BK0668

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/04574
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over naleving omgangsregeling minderjarig kind

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de vader en de moeder van een minderjarig kind over de naleving van een omgangsregeling. De vader heeft de moeder gedagvaard voor de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem, waarbij hij primair vorderde dat de moeder de afspraken uit een eerder vonnis van 15 juni 2007 zou naleven, op straffe van een dwangsom van € 750 per keer dat zij dit niet deed. Subsidiair vorderde hij dat de hoofdverblijfplaats van hun kind bij hem zou zijn, met de mogelijkheid om dit met behulp van politie en justitie te effectueren. De moeder heeft de vordering bestreden.

De voorzieningenrechter heeft op 4 juni 2008 de moeder veroordeeld om mee te werken aan de omgangsregeling, met een dwangsom van € 750 per keer dat zij in gebreke bleef, tot een maximum van € 10.000. De moeder ging in hoger beroep bij het gerechtshof te Arnhem, waar zij vroeg om schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis en vernietiging van de vorderingen van de vader. De vader heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.

Het hof heeft op 19 augustus 2008 het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd voor zover het de moeder verplichtte om mee te werken aan de omgangsregeling, en heeft de vordering van de vader afgewezen. Het hof heeft de omgangsregeling geschorst totdat er in de bodemprocedure een beslissing zou zijn genomen. De vader heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof.

De Hoge Raad heeft op 11 december 2009 het beroep in cassatie verworpen. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad heeft de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

11 december 2009
Eerste Kamer
08/04574
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[De vader],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.E.M.G. Peletier.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vader en de moeder.
1. Het geding in feitelijke instanties
De vader heeft bij exploot van 9 mei 2008 de moeder gedagvaard voor de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem en - voorzover in cassatie van belang - gevorderd, kort gezegd;
- primair, te bepalen dat de moeder de afspraken zoals vastgelegd in het vonnis van 15 juni 2007 dient na te komen op straffe van een dwangsom van € 750,-- per keer dat de moeder de afspraken niet nakomt en
- subsidiair, te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van het minderjarige kind van partijen - [de zoon] - bij de vader zal zijn, hetgeen de vader met behulp van de politie en justitie kan/mag effectueren, waarbij de voorzieningenrechter een passende omgangsregeling van [de zoon] met de moeder vaststelt.
De moeder heeft de vordering bestreden.
De voorzieningenrechter heeft, voorzover in cassatie van belang, bij vonnis van 4 juni 2008 de moeder veroordeeld haar medewerking te verlenen aan de (voorlopige) omgangsregeling, zoals vastgelegd in het vonnis in kort geding van de rechtbank van 15 juni 2007, op straffe van een dwangsom van € 750,-- per keer dat de moeder in gebreke blijft, met een maximum van € 10.000,--.
Tegen het vonnis van de voorzieningenrechter heeft de moeder hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. De moeder heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis te schorsen, dat vonnis te vernietigen en de vorderingen van de vader alsnog af te wijzen; voorts, de voorlopige omgangsregeling zoals vastgesteld in het vonnis van 15 juni 2007 op te schorten of te beëindigen totdat in de bodemprocedure door de rechtbank een beslissing is genomen. De vader heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft, na bij tussenarrest van 29 juli 2008 een comparitie van partijen te hebben gelast, bij eindarrest van 19 augustus 2008 in het principaal beroep het bestreden vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd voorzover de moeder daarbij is veroordeeld om mee te werken aan de omgangsregeling zoals is vastgelegd in het vonnis van 15 juni 2007 op straffe van een dwangsom. Voorts heeft het hof de vordering van de vader tot veroordeling van de moeder tot nakoming van de voormelde omgangsregeling alsnog afgewezen en die omgangsregeling geschorst totdat in de bodemprocedure een beslissing is genomen. Het hof heeft in het incidenteel beroep de vader voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de vader beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De moeder heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping, met compensatie van de kosten.
De advocaat van de vader heeft bij brief van 30 oktober 2009 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren E.J. Numann en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 11 december 2009.