ECLI:NL:HR:2009:BK0278

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/00643
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over naheffingsaanslagen omzetbelasting en accijns met betrekking tot onveraccijnsde sigaretten

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, die betrekking heeft op naheffingsaanslagen in de omzetbelasting en accijns over de periode van 4 april 1996 tot en met 18 juni 1996. De Inspecteur had een naheffingsaanslag in de omzetbelasting en een naheffingsaanslag in de accijns opgelegd, waartegen belanghebbende bezwaar had gemaakt. De Rechtbank te Breda verklaarde het beroep ongegrond, maar het Hof vernietigde deze uitspraak en verminderde de naheffingsaanslagen verder. Belanghebbende stelde hiertegen cassatie in.

De Hoge Raad oordeelt dat het beroep in cassatie gegrond is. De uitspraak van het Hof wordt vernietigd, maar uitsluitend voor zover deze de naheffingsaanslag in de omzetbelasting betreft. De Hoge Raad verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing, met inachtneming van het arrest. Tevens wordt bepaald dat de Staat aan belanghebbende het griffierecht van € 214 vergoedt.

De Hoge Raad behandelt de klachten van belanghebbende en concludeert dat de klachten die zich richten tegen het oordeel van het Hof over de naheffingsaanslag in de accijns niet tot cassatie kunnen leiden. Echter, de klachten die zich richten tegen het oordeel van het Hof over de omzetbelasting slagen. De Hoge Raad stelt vast dat er onvoldoende bewijs is geleverd dat de sigaretten in Nederland zijn geleverd zoals bedoeld in de Wet op de omzetbelasting 1968. Dit leidt tot de conclusie dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven en dat verwijzing noodzakelijk is.

Uitspraak

Nr. 08/00643
16 oktober 2009
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 3 januari 2008, nr. 06/00075, betreffende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting en een naheffingsaanslag in de accijns.
1. Het geding in feitelijke instanties
Aan belanghebbende is over het tijdvak 4 april 1996 tot en met 18 juni 1996 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd, alsmede een naheffingsaanslag in de accijns, tegen welke aanslagen belanghebbende bezwaar heeft gemaakt. Nadat zijn op die bezwaren gedane uitspraken door het Hof waren vernietigd, heeft de Inspecteur opnieuw uitspraken op bezwaar gedaan en daarbij de aanslagen verminderd.
De Rechtbank te Breda (nr. AWB 05/1654) heeft het tegen die uitspraken ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft met vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de Inspecteur de naheffingsaanslagen verder verminderd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. Het Hof heeft geoordeeld dat de naheffingsaanslag in de accijns terecht en naar de juiste hoogte is opgelegd. Voor zover de klachten zich tegen dit oordeel richten, kunnen zij niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.2. De klachten richten zich voor het overige tegen 's Hofs oordeel dat de Rechtbank terecht aannemelijk heeft geacht dat belanghebbende de sigaretten in Nederland heeft geleverd als bedoeld in artikel 1, letter a, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (tekst 1996; hierna: de Wet). De klachten slagen in zoverre. Van een aan de omzetbelasting onderworpen levering is sprake in de gevallen omschreven in artikel 3 van de Wet. De omstandigheid dat belanghebbende in de periode van 4 april 1996 tot en met 18 juni 1996 accijnsgoederen, sigaretten, voorhanden heeft gehad waarvan in Nederland de accijns niet is geheven, en welke sigaretten op 18 juni 1996 niet meer in de loods van belanghebbende aanwezig waren, rechtvaardigt zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet 's Hofs oordeel dat zich een van de in artikel 3 van de Wet omschreven leveringen heeft voorgedaan, noch op zichzelf beschouwd (vgl. HR 13 juni 2003, nr. 36388, LJN AF0332, BNB 2003/316), noch in samenhang met de omstandigheden dat belanghebbende over de sigaretten kon beschikken en beoogde de sigaretten te verkopen. Op grond hiervan slagen de klachten voor het overige. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, doch uitsluitend voor zover deze de naheffingsaanslag in de omzetbelasting betreft,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest, en
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 214.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens, E.N. Punt, P.M.F. van Loon en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op
16 oktober 2009.