ECLI:NL:HR:2009:BK0111

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/00728
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over executiegeschil en uitleg van rechterlijk verbod met dwangsom

In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door [eiseres] tegen de verwerende partijen, [verweerster 1] en [verweerster 2]. De zaak betreft een executiegeschil dat voortvloeit uit een eerder vonnis en arrest, waarbij [verweerster] c.s. dwangsommen hebben opgeëist. [Eiseres] heeft in kort geding gevorderd dat [verweerster] c.s. wordt verboden om deze dwangsommen te executeren, dan wel dat de executie wordt geschorst totdat in een bodemprocedure is beslist over de verbeurdverklaring van de dwangsommen. De voorzieningenrechter heeft in eerste instantie de vorderingen van [eiseres] toegewezen, maar dit vonnis is door het gerechtshof te Amsterdam in hoger beroep vernietigd, waarbij de vorderingen van [eiseres] zijn afgewezen.

Tegen deze beslissing heeft [eiseres] cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiseres] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 2.574,34.

Deze uitspraak is gedaan door de Hoge Raad der Nederlanden op 11 december 2009, en is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann. De zaak is van belang voor de uitleg van de Wet op de rechterlijke organisatie en de toepassing van executiemiddelen in civiele procedures.

Uitspraak

11 december 2009
Eerste Kamer
08/00728
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P.S. Kamminga,
t e g e n
1. [Verweerster 1],
2. [Verweerster 2],
beide gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTERS in cassatie,
advocaat: aanvankelijk mrs. C.M. Reijnen en F.E. Vermeulen, thans mr. B.T.M. van der Wiel.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerster] c.s.
1. Het geding in feitelijke instanties
[Betrokkene] (hierna: [betrokkene 1]), [A] Holding (hierna: [A] Holding en [eiseres] (hierna gezamenlijk: [eiser] c.s.) hebben bij exploot van 6 februari 2007 [verweerster] c.s. in kort geding gedagvaard voor de rechtbank Utrecht en gevorderd, kort gezegd:
(i) dat aan [verweerster] c.s. wordt verboden de dwangsommen te executeren die zij op grond van het vonnis van 29 januari 2004 en het arrest van 8 juli 2004 hebben opgeëist, dan wel, subsidiair, aan hen wordt bevolen die executie te schorsen totdat in een bodemprocedure is beslist dat die dwangsommen zijn verbeurd;
(ii) dat [verweerster] c.s. worden veroordeeld aan [eiser] c.s. te betalen een bedrag van € 2.842,-- aan buitengerechtelijke kosten;
(iii) dat de dwangsom die aan [betrokkene 1] en [A] Holding is opgelegd in het vonnis van de voorzieningenrechter van 29 januari 2004 wordt ingetrokken, dan wel, wordt opgeheven voor zover deze betrekking heeft op het voeren van de handelsnaam "[A]" in het arrondissement Amsterdam, dan wel wordt gewijzigd in een nader genoemd bedrag per dag.
[Verweerster] c.s. hebben de vorderingen bestreden.
De voorzieningenrechter heeft, na een mondelinge behandeling, bij vonnis van 7 maart 2007 [verweerster] c.s. verboden om executoriale maatregelen te nemen tegen [eiser] c.s. inzake dwangsommen die zij hebben opgeëist voor de vermelding van de naam "[A] Holding B.V." en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen dit vonnis hebben [verweerster] c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 18 december 2007 heeft het hof het in kort geding gewezen vonnis van de voorzieningenrechter voor zover tussen [verweerster] c.s. en [eiseres] gewezen vernietigd, en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de vorderingen voor zover dit [eiseres] betreft afgewezen en het vonnis voor het overige bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] c.s. begroot op € 374,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 11 december 2009.