ECLI:NL:HR:2009:BK0111
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over executiegeschil en uitleg van rechterlijk verbod met dwangsom
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door [eiseres] tegen de verwerende partijen, [verweerster 1] en [verweerster 2]. De zaak betreft een executiegeschil dat voortvloeit uit een eerder vonnis en arrest, waarbij [verweerster] c.s. dwangsommen hebben opgeëist. [Eiseres] heeft in kort geding gevorderd dat [verweerster] c.s. wordt verboden om deze dwangsommen te executeren, dan wel dat de executie wordt geschorst totdat in een bodemprocedure is beslist over de verbeurdverklaring van de dwangsommen. De voorzieningenrechter heeft in eerste instantie de vorderingen van [eiseres] toegewezen, maar dit vonnis is door het gerechtshof te Amsterdam in hoger beroep vernietigd, waarbij de vorderingen van [eiseres] zijn afgewezen.
Tegen deze beslissing heeft [eiseres] cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiseres] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 2.574,34.
Deze uitspraak is gedaan door de Hoge Raad der Nederlanden op 11 december 2009, en is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann. De zaak is van belang voor de uitleg van de Wet op de rechterlijke organisatie en de toepassing van executiemiddelen in civiele procedures.