ECLI:NL:HR:2009:BJ9900
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Teruggave van inbeslaggenomen auto en rechtmatige eigenaar in het strafrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 december 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de teruggave van een inbeslaggenomen auto. De Rechtbank had eerder geoordeeld dat het beslag op de auto moest worden opgeheven, omdat het strafvorderlijk belang zich daartegen niet langer verzette. De Rechtbank oordeelde dat de auto aan de beslagene moest worden teruggegeven, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende kon worden aangemerkt. In dit geval had de Rechtbank geoordeeld dat [A] B.V. de rechtmatige eigenaar van de auto was en dat de auto niet aan de klager moest worden teruggegeven. De klager, geboren in 1964 en wonende te [woonplaats], had in zijn klaagschrift aangevoerd dat hij de rechtmatige gebruiker van de auto was en dat deze aan hem moest worden teruggegeven op basis van artikel 116 van het Wetboek van Strafvordering. De officier van justitie had echter een leaseovereenkomst overgelegd waaruit bleek dat [A] B.V. de eigenaar was van de auto. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank niet de mogelijkheid had om de auto aan [A] B.V. terug te geven, omdat er geen klaagschrift van [A] B.V. was ingediend. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de Rechtbank en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling.