ECLI:NL:HR:2009:BJ9900

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01191 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.W. Ilsink
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggave van inbeslaggenomen auto en rechtmatige eigenaar in het strafrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 december 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de teruggave van een inbeslaggenomen auto. De Rechtbank had eerder geoordeeld dat het beslag op de auto moest worden opgeheven, omdat het strafvorderlijk belang zich daartegen niet langer verzette. De Rechtbank oordeelde dat de auto aan de beslagene moest worden teruggegeven, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende kon worden aangemerkt. In dit geval had de Rechtbank geoordeeld dat [A] B.V. de rechtmatige eigenaar van de auto was en dat de auto niet aan de klager moest worden teruggegeven. De klager, geboren in 1964 en wonende te [woonplaats], had in zijn klaagschrift aangevoerd dat hij de rechtmatige gebruiker van de auto was en dat deze aan hem moest worden teruggegeven op basis van artikel 116 van het Wetboek van Strafvordering. De officier van justitie had echter een leaseovereenkomst overgelegd waaruit bleek dat [A] B.V. de eigenaar was van de auto. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank niet de mogelijkheid had om de auto aan [A] B.V. terug te geven, omdat er geen klaagschrift van [A] B.V. was ingediend. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de Rechtbank en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling.

Uitspraak

15 december 2009
Strafkamer
nr. 08/01191 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Amsterdam van 12 februari 2008, nummer RK 07/4053, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. G.J. van Oosten, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking doch uitsluitend voor zover daarin de teruggave is gelast van de inbeslaggenomen auto aan [A] B.V. en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt over de ongegrondverklaring van het beklag en over de teruggave van de auto aan [A] B.V.
2.2. De bestreden beschikking houdt het volgende in:
"Standpunten
Klager heeft in het klaagschrift aangevoerd dat de auto op grond van artikel1; 116 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering aan hem moet worden teruggegeven nu hij geen verklaring ex artikel 116 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering heeft afgelegd en hij zich tijdig tegen het voornemen van het openbaar Ministerie heeft verzet.
In raadkamer heeft de raadsman van klager aangevoerd, zakelijk weergegeven, dat de wettelijke bepaling luidt dat degene onder wie het goed in beslag is genomen, het goed ook terug krijgt. [Betrokkene 1] heeft een contract afgesloten met [B] B.V. en is de gebruiker van de auto. Zijns inziens kan [A] B.V. niet aantonen dat zij de rechtmatige eigenaar van de auto is. Nu was afgesproken dat [B] B.V. dergelijke contracten mocht afsluiten met klanten, heeft [A] B.V. het risico genomen dat de auto terecht kan komen bij de gebruiker.
De officier van justitie legt een leaseovereenkomst van [A] B.V. met [B] B.V. aan de rechtbank over. Het betreft een leaseovereenkomst met betrekking tot een personenauto van het merk Volkswagen Golf, voorzien van het kenteken [AA-00-BB]. De officier van justitie stelt dat op basis van de leaseovereenkomst vastgesteld kan worden dat [A] B.V. de rechtmatige eigenaar is van de inbeslaggenomen personenauto. Hij stelt voorts dat de auto om deze reden niet aan beslagene teriig gegeven kan worden. De officier van justitie verzoekt tot ongegrondverklaring van het beklag.
Beoordeling
De rechtbank overweegt het volgende.
De officier van justitie heeft verklaard dat het strafvorderlijk belang zich niet langer verzet tegen opheffing van het beslag.
Gelet op het bovenstaande, is de rechtbank van oordeel dat het beslag dient te worden opgeheven.
Nu er sprake is van meer dan één belanghebbende, dient de rechtbank bij de beoordeling van de vraag aan wie het goed dient te worden teruggegeven zich te laten leiden door hetgeen op het eerste gezicht redelijk en maatschappelijk niet onverantwoord is.
De officier van justitie heeft verklaard zich te verzetten tegen teruggave van de inbeslaggenomen auto aan klager, nu is gebleken dat [A] B.V. de rechthebbende is van de personenauto.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat naar aanleiding van de leaseovereenkomst tussen [A] B.V. en [B] B.V. vastgesteld kan worden dat [A] B.V. de rechtmatige eigenaar is van de inbeslaggenomen personenauto.
Op grond hiervan kan dan ook geen teruggave aan klager volgen. De rechtbank acht het beklag mitsdien ongegrond."
2.3. De Rechtbank heeft geoordeeld dat het beslag op de auto dient te worden opgeheven omdat het strafvorderlijk belang zich daartegen niet langer verzet. In zo een geval dient de auto aan de beslagene te worden teruggegeven tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende moet worden aangemerkt. In dat verband heeft de Rechtbank geoordeeld dat [A] B.V. de rechtmatige eigenaar van de auto is en dat de auto niet aan de klager dient te worden teruggegeven. Dat oordeel houdt, gelet op de inhoud van de door de Rechtbank in haar overwegingen betrokken leaseovereenkomst niet zonder meer een weerlegging in van het door de klager betrokken standpunt dat hij de rechtmatige gebruiker was van de auto. Het middel klaagt daarover terecht.
2.4. Bij de stukken van het geding bevindt zich niet een klaagschrift van [A] B.V. Nu de wet niet de mogelijkheid kent van een last tot teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen aan een ander dan degene die een klaagschrift strekkende tot teruggave heeft ingediend kon de Rechtbank niet een last tot teruggave aan [A] B.V. geven (vgl. HR 19 juni 2007, LJN BA0482). Ook in zoverre is het middel terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 december 2009.