ECLI:NL:HR:2009:BJ9630

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/00043
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens gebrek aan gronden

In deze zaak heeft de belanghebbende, X te Z, beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem van 19 november 2007, nr. AWB 07/1578, betreffende een verzet tegen een eerdere uitspraak van 8 juni 2007. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2004. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie niet voldoet aan de eisen van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het geen gronden voor het beroep bevatte. De griffier van de Hoge Raad heeft de belanghebbende op 27 februari 2008 in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen, maar de brief werd teruggezonden wegens onbestelbaarheid. Na adresverificatie is het stuk opnieuw verzonden, maar de belanghebbende heeft niet gereageerd. Hierdoor heeft de Hoge Raad geoordeeld dat herstel van het verzuim niet heeft plaatsgevonden. Op basis van artikel 6:6 van de Awb heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de vice-president J.W. van den Berge, met de raadsheren J.W.M. Tijnagel en M.W.C. Feteris, en is openbaar uitgesproken op 18 december 2009.

Uitspraak

Nr. 08/00043
18 december 2009
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Rechtbank te Haarlem van 19 november 2007, nr. AWB 07/1578, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 8 juni 2007, nr. AWB 07/1578, betreffende de aan belanghebbende over het jaar 2004 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank op het verzet beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 31 augustus 2009 geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep in cassatie.
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd. Nu deze reactie bij de Hoge Raad na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingediend, slaat de Hoge Raad op dit stuk geen acht.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
Het beroepschrift in cassatie bevat, hoewel artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) zulks vereist, niet de gronden van het beroep.
Bij aangetekende brief van 27 februari 2008 heeft de griffier van de Hoge Raad belanghebbende in de gelegenheid gesteld dat verzuim te herstellen. Deze brief is wegens onbestelbaarheid teruggezonden aan de Hoge Raad, waarna adresverificatie heeft plaatsgevonden en het stuk bij gewone brief is verzonden naar het adres van belanghebbende. Belanghebbende heeft niet gereageerd.
Nu herstel van het verzuim niet heeft plaatsgevonden, zal de Hoge Raad met toepassing van het bepaalde in artikel 6:6 van de Awb het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.
3. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren J.W.M. Tijnagel en M.W.C. Feteris, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2009.