ECLI:NL:HR:2009:BJ9600
Hoge Raad
- Cassatie
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- J.A.C.A. Overgaauw
- P.M.F. van Loon
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting met verwijzing naar het Gerechtshof
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 oktober 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting die aan belanghebbende, een vennootschap, was opgelegd over het jaar 1998. De Inspecteur had de aanslag gehandhaafd na bezwaar, maar de Rechtbank te 's-Gravenhage had het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de aanslag verminderd. Hierop had de Inspecteur hoger beroep ingesteld, wat leidde tot een vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank door het Hof, dat de navorderingsaanslag en de uitspraak van de Inspecteur vernietigde.
De Staatssecretaris heeft vervolgens cassatie ingesteld, waarbij de Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende gemotiveerd had geoordeeld over de waarde van een bouwproject dat inbreng was in een vennootschap onder firma. De Hoge Raad concludeerde dat het Hof niet had aangetoond dat de overeengekomen prijs voor de overdracht van het project een zakelijke prijs was, en dat er geen nadere motivering was gegeven voor de inbrengwaarde van het project. Hierdoor kon de uitspraak van het Hof niet in stand blijven.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat de proceskosten door het verwijzingshof moeten worden beoordeeld, zonder dat er termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten in deze fase van de procedure.