ECLI:NL:HR:2009:BJ9434
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van cassatieberoep tegen uitspraak over geldelijke regelingen in het kader van de Herinrichtingswet Oost-Groningen
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van [eiser 1] en [eiser 2] tegen een uitspraak van de rechtbank Assen over de lijst der geldelijke regelingen, vastgesteld door de herinrichtingscommissie in het kader van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën. De rechtbank had op 19 december 2007 het bezwaar van [betrokkene] c.s. gegrond verklaard, waarbij een bedrag van € 8.754,-- als overbedeling werd opgenomen in de lijst. De herinrichtingscommissie had vervolgens geconcludeerd tot referte ten aanzien van het eerste cassatiemiddel en verwerping van het tweede cassatiemiddel. De Hoge Raad oordeelt dat het cassatieberoep niet op de juiste wijze is ingesteld, omdat de verklaring voor het cassatieberoep niet tijdig is afgelegd. Volgens artikel 120 van de Herinrichtingswet staat tegen de uitspraak van de rechtbank uitsluitend het rechtsmiddel van cassatie open, en dient dit binnen twee weken na de uitspraak te gebeuren. De Hoge Raad verklaart [eiser 1] niet-ontvankelijk in zijn beroep, omdat er geen verklaring is afgelegd, en [eiser 2] wordt eveneens niet-ontvankelijk verklaard omdat zijn verklaring te laat is ingediend. De Hoge Raad veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de herinrichtingscommissie zijn begroot op € 374,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.