2.4. 's Hofs "nadere bewijsoverweging" houdt het volgende in:
"Verdachte heeft betoogd dat hij - anders dan zijn medeverdachte [medeverdachte] - ter plaatse van de kruising van de Spanjaardslaan en de Rengerslaan waar het ongeval heeft plaatsgevonden, niet sneller heeft gereden dan ongeveer 50 kilometer per uur. Bovendien was hij in het geheel niet bezig met het rijgedrag van [medeverdachte], doch reed hij voor zichzelf. Van een bewuste en nauwe samenwerking tussen beide bestuurders was geen sprake. Nu, aldus de raadsman van verdachte, medeplegen niet kan worden bewezen, kan het ongeval tussen [medeverdachte] en [slachtoffer], verdachte niet worden toegerekend. Verdachte dient daarom eveneens te worden vrijgesproken van het onder 1 subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde.
Het hof begrijpt het verweer van verdachte aldus dat hem geen roekeloos rijgedrag op de kruising kan worden verweten nu hij aldaar reed met een snelheid van om en nabij de toegestane 50 kilometer per uur. Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
Met betrekking tot het rijgedrag van verdachte, rijdende in een rode Honda Civic, en medeverdachte [medeverdachte], rijdende in een blauwe Volkswagen Golf, zijn door de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] verklaringen afgelegd. Getuige [getuige 1] heeft op 28 juni 2006 - zakelijk weergegeven - verklaard dat hij het geluid hoorde van een snel rijdende auto waarmee hij bedoelt dat de bestuurder met veel motorlawaai reed. Hij zag dat vanuit het centrum een rode auto naderde die naar zijn inschatting met een snelheid van 70 kilometer per uur reed. Hij zag direct achter de rode auto een blauwe auto rijden. Deze auto reed op dezelfde manier, met een gelijke snelheid als de rode auto. Door de manier van rijden had de getuige de indruk dat de bestuurders van de beide auto's met elkaar aan het racen waren. Uit de verklaring van de getuige [getuige 2] van 29 juni 2006, die zij onder ede heeft gehandhaafd ter zitting in eerste aanleg, volgt dat zij, rijdende in de richting van de kruising, zag dat een voor haar tegemoet komende rode auto een ontwijkende slinger moest maken voor een vrouwelijke fietser. Zij zag dat zeer dicht achter deze rode auto een paars/ blauwe auto reed die tegen deze fietser botste. Het rijgedrag van de bestuurders van de rode en de paars/ blauwe auto omschrijft de getuige als racen. Ze reden zeer snel achter elkaar. Zij schat de snelheid rond de 80 kilometer per uur omdat de bestuurder van de rode auto, nadat hij de slinger om de fietser maakte, moeite moest doen om zijn auto weer recht te krijgen.
Alhoewel het in zijn algemeenheid niet eenvoudig is om de snelheid van een rijdend voertuig in te schatten en verklaringen die op schattingen zijn gebaseerd terughoudend moeten worden beoordeeld, volgt uit voornoemde verklaringen, in onderling verband en samenhang gelezen, genoegzaam dat verdachte op het kruispunt van de Spanjaardslaan en de Rengerslaan roekeloos heeft gereden waarbij de snelheid van verdachte hoger is geweest dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer per uur. Daarbij betrekt het hof het proces-verbaal verkeersongevalanalyse van 5 september 2005 waaruit blijkt dat medeverdachte [medeverdachte], die blijkens voornoemde getuigenverklaringen met gelijke snelheid vlak achter verdachte reed, een snelheid had tussen de 73 en 77 kilometer per uur op het moment dat hij remde voor [slachtoffer].
Het hof is van oordeel dat het rijgedrag van verdachte plaatsvond in bewuste en nauwe samenwerking met medeverdachte [medeverdachte]. In dit verband blijkt uit de bij de politie afgelegde verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] dat zij, nadat zij elkaar op 28 juni 2006 hadden getroffen, hadden besloten gezamenlijk naar een vriend van verdachte te gaan, waarbij [medeverdachte] achter verdachte aan is gereden omdat hij niet wist waar deze vriend woonde. [Medeverdachte] omschrijft hun rijstijl als vrij vlot waarbij de snelheid opliep tot 65 kilometer per uur. Uit zijn verklaring blijkt dat verdachte, die soms op [medeverdachte] uitliep, vervolgens weer gas terugnam om hem bij te laten komen. Reeds hieruit leidt het hof af dat verdachte - anders dan hij heeft aangevoerd - niet alleen voor zichzelf reed maar zich bij zijn rijgedrag bewust was van, en rekening hield met de achter hem rijdende [medeverdachte]. Een en ander wordt bevestigd in de diverse verklaringen van getuigen waarbij het hof, naast de verklaring van [getuige 1] en [getuige 2] voornoemd, onder meer acht heeft geslagen op de verklaringen van de getuigen [getuige 4] en [getuige 5]. Deze getuigen hebben - in onderling verband en samenhang gelezen - verklaard dat zij de indruk hadden dat de bestuurders van de rode en blauwe auto bij elkaar hoorden en dat zij tegen elkaar aan het racen waren. Beide auto's trachtten elkaar op of nabij de Noorderbrug in te halen waarbij de snelheid volgens getuige [getuige 4] hoger dan 50 kilometer per uur lag, de motoren van genoemde auto's hoog in de toeren zaten en men flink aan het doortrekken was. Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat de auto's "pittig" reden en dat het rijgedrag abnormaal was.
Dan zijn er ten slotte de verklaringen van de getuige [getuige 3] die zag dat een op de Spanjaardslaan rijdende donkerkleurige Volkswagen Golf, na de Noorderbrug ter hoogte van een viskraam een voor hem rijdende personenauto inhaalde en vervolgens met hoge snelheid uit zicht verdwijnt. De Spanjaardslaan maakt, aldus de getuige, een bocht naar rechts die hij ter hoogte van de viskraam niet kon overzien. Getuige [getuige 6], die blijkens zijn verklaring op dat moment uit tegenovergestelde richting kwam, verklaart hierover dat de bestuurder van een blauwe Volkswagen Golf ter hoogte van de viskraam langs de Spanjaardslaan erg hard reed en hem bijna aanreed. Ook de auto die voor hem reed werd bijna door de Volkswagen geraakt. Kort daarna hoort de getuige piepende banden en een harde klap, en ziet hij in zijn achteruitkijkspiegel een vrouw door de lucht vliegen. Met betrekking tot deze inhaalmanoeuvre heeft medeverdachte [medeverdachte] verklaard dat hij, toen hij op de Noorderbrug reed, zag dat verdachte op het kruisingsvlak van de Spanjaardslaan en de Eeweg en Westersingel zonder gas te verminderen een voor hem rijdende auto inhaalde. Dat was bij een bocht, in het midden van het centrum met bomen. Volgens medeverdachte [medeverdachte] geen geweldige plek om in te halen, maar hij liet zich door deze inhaalmanoeuvre van verdachte "opnaaien" en heeft vervolgens op zijn beurt de auto ook ingehaald.
Het hof acht op grond van het voorgaande, te bezien in samenhang met de bewijsmiddelen, bewezen dat verdachte en zijn medeverdachte zich schuldig hebben gemaakt aan roekeloos rijgedrag. Zij zijn immers dicht achter elkaar en met een te hoge snelheid gaan rijden op een bochtige weg waarop andere (zwakkere) verkeersdeelnemers aanwezig waren, hetgeen door hen, mede gelet op het tijdstip, omstreeks 20.00 uur, ook kon worden verwacht. Het kan daarom niet anders of beiden hebben welbewust het onaanvaardbare risico op het ernstige ongeval met dodelijke afloop genomen, dat zich vervolgens ook heeft voorgedaan. [slachtoffer] is in kritieke toestand naar het ziekenhuis vervoerd en daar, enkele uren na het ongeval, aan de gevolgen daarvan gestorven. Aldus acht het hof bewezen dat haar overlijden in een zodanig rechtstreeks verband met de aanrijding staat dat zij daardoor is gedood in de zin van de tenlastelegging. Feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel zouden leiden, zijn niet gebleken.
Nu bewezen kan worden verklaard dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte [medeverdachte], op de plaats en het tijdstip die hier van belang zijn, zich roekeloos in het verkeer heeft gedragen, kunnen de gevolgen daarvan - te weten het overlijden van het slachtoffer [slachtoffer] - hem eveneens worden toegerekend. Dat het niet verdachte maar [medeverdachte] is geweest die feitelijk in botsing met [slachtoffer] kwam, doet daaraan niet af."