ECLI:NL:HR:2009:BJ9346
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatie over verzoek tot horen van getuigen in hoger beroep
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 november 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte had in hoger beroep verzocht om het horen van getuigen, maar het Hof heeft hier geen beslissing op genomen. De Hoge Raad oordeelt dat de rechter niet verplicht is om te beslissen op een verzoek dat bij appelschriftuur is gedaan. Alleen een herhaald verzoek, gedaan ter terechtzitting, vereist een beslissing. Dit volgt uit artikel 287, derde lid, onder a, van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad concludeert dat het Hof niet verplicht was om te onderzoeken of de verdachte bij zijn verzoek tot het horen van getuigen was gebleven. De Advocaat-Generaal had eerder al aangegeven dat hij het verhoor van de getuigen niet noodzakelijk achtte.
De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De straf wordt verminderd van 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, naar 19 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De overige middelen van de verdachte leiden niet tot cassatie, en de Hoge Raad oordeelt dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep is overschreden, wat ook bijdraagt aan de beslissing om de gevangenisstraf te verminderen. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president F.H. Koster en de raadsheren J.W. Ilsink en M.A. Loth, in aanwezigheid van waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven.