ECLI:NL:HR:2009:BJ9338

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/13431
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsklacht inzake heling van gestolen betaalpassen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 december 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van heling van gestolen goederen, in dit geval betaalpassen. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte op 16 januari 2001 in Amsterdam een rabobankpas, een multitankcard en een tankpas voorhanden had, terwijl hij wist dat deze van diefstal afkomstig waren. De verdediging stelde dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kon worden afgeleid dat de verdachte op het moment van het voorhanden krijgen van de pasjes wist dat deze gestolen waren.

De Hoge Raad heeft de klacht van de verdediging verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof op basis van de bewijsmiddelen, met name een telefoongesprek van de verdachte waarin hij aangaf dat hij de pasjes had 'gevonden', terecht had geconcludeerd dat de verdachte wist dat de pasjes van diefstal afkomstig waren. De Hoge Raad heeft ook ambtshalve beoordeeld dat de redelijke termijn van de procedure was overschreden, maar verbond hieraan geen rechtsgevolg omdat het Hof geen straf of maatregel had opgelegd aan de verdachte.

De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de bewezenverklaring van het Hof en verwerpt het cassatieberoep van de verdachte. De zaak benadrukt het belang van de bewijsvoering in strafzaken, vooral in gevallen van heling, en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van een eerlijke rechtsgang.

Uitspraak

15 december 2009
Strafkamer
nr. 07/13431
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 11 oktober 2007, nummer 23/006009-04, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de in de bewezenverklaring genoemde pasjes wist dat deze van diefstal afkomstig waren.
2.2. Ten laste van de verdachte heeft het Hof bewezenverklaard dat:
"hij op of omstreeks 16 januari 2001 te Amsterdam
(a) een rabobankpas met rekeningnummer [001] ten name van [betrokkene 1], toebehorende aan [betrokkene 1] en
(c) een multitankcard [AA-00-BB], toebehorende aan [betrokkene 2] en
(d) een tankpas met nummer [002] [CC-00-DD], toebehorende aan [betrokkene 3] en/of [A] B.V. voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen telkens wist dat het door diefstal verkregen goederen betroffen."
2.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
1. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
"Op 17 februari 2000 werd te Amsterdam ingebroken in mijn auto. Hierbij werden de goederen genoemd op de 'bijlage gestolen goederen' weggenomen.
Bijlage gestolen goederen
Gestolen goederen, behorende bij aangever [betrokkene 1]:
Pinpas, Rabobank, [001] (het hof begrijpt: rekeningnummer [001]), op naam van [betrokkene 1]."
2. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2]:
"Op 10 november 1999 te Amsterdam werd diefstal gepleegd uit mijn auto met kenteken [AA-00-BB]. Ik mis een tankpas."
3. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 3]:
"Ik doe aangifte namens [A] B.V. te [plaats]. Op 13 december 2000 te Amsterdam werd diefstal gepleegd. Uit ons bedrijf is een tankpas gestolen. De pas hoort bij een voertuig. Het gaat om de [CC-00-DD]. De tankpas heeft nummer [002]."
4. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Tijdens de doorzoeking van de woning, [a-straat 1] te [plaats], werd in een slaapkamer een zogenaamde vaste kast afgesloten aangetroffen. Genoemde kast is de kast die is verwoord in het proces-verbaal en kennisgeving van inbeslagneming (het hof begrijpt: het onder bewijsmiddel 5 genoemde proces-verbaal met bijlage). Ter plaatse verklaarde een man dat genoemde slaapkamer bij hem in gebruik was en dat hij in het bezit was van de sleutels van deze afgesloten kast. Op ons verzoek is door de man de kast geopend. Wij zagen dat de man de kast met sleutels opende. De man verklaarde dat de kledingstukken in de kast zijn eigendom waren en dat hij de kast om privé-redenen altijd afsloot. In de zakken van deze kledingstukken zijn diverse goederen aangetroffen en in beslag genomen. De man verklaarde dat de in de kledingstukken aangetroffen zaken zijn eigendom waren. Deze man bleek later te zijn genaamd [verdachte], geboren [geboortedatum] 1978 in [geboorteplaats]."
5. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 17 januari 2001 werd een doorzoeking verricht in het perceel [a-straat 1] te [plaats]. De volgende voorwerpen zijn inbeslaggenomen: zie bijlagen.
Bijlage:
Omschrijving inbeslaggenomen voorwerp: Rabobankpas ten name van [betrokkene 1], rekeningnummer [001]
Bewaarplaats: Roze jas
Bijzonderheden: In vaste kast slaapkamer [verdachte]
Omschrijving inbeslaggenomen voorwerp: Multikancard (het hof begrijpt: multitankcard), [AA-00-BB]
Bewaarplaats: Bovenste plank
Bijzonderheden: In vaste kast slaapkamer [verdachte]
Omschrijving inbeslaggenomen voorwerp: Leaseplancard nummer [002] [CC-00-DD]
Bewaarplaats: Bovenste plank
Bijzonderheden: In vaste kast slaapkamer [verdachte]."
6. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 3], voor zover inhoudende als relaas van bevindingen van de verbalisant:
"Volgnummer: 00076
Datum/tijd: 17 januari 2001/13.32
[betrokkene 4] wordt gebeld door NNman
R: Wat hoor ik, wat is er allemaal gebeurd?
N: Het is de mafkees van je broer, de flikker.
R: Wat... hebben ze doekkoes van jou genomen?
N: Ja. (...) Ik had daar wat sheks.
R. Hebben ze hem aangehouden in verband met die Nokia?
N: Ik weet niet wat ermee is gebeurd, ik zei tegen hem breng hem, het is gevaarlijk.
R: Wat hebben ze van zijn spullen meegenomen?
N: Ze hebben niets meegenomen (...). Ik heb toevallig opgeruimd.
R: Ze hebben alleen die geld van jou genomen en die sheks, dat was het?
NN: En wat passen (het hof begrijpt: betaalpasjes).
R: Is dat alle wat hun hebben genomen?
N: Ja, en die pas van dingens (...) Het is allemaal oud, daar kunnen ze niets mee, ik heb gezegd dat ik het heb gevonden."
7. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 4]:
"U confronteert mij met een telefoongesprek van 17 januari 2001 te 13.32 uur, volgnummer 00076. U vraagt mij met wie ik dit gesprek heb gevoerd. Ik heb dit gesprek gevoerd met [verdachte]a (het hof begrijpt: verdachte). U vraagt mij wie [verdachte] bedoelt met 'die flikker'. Dat is mijn broer [betrokkene 5]."
8. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 4], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 17 januari 2001 werd door mij een doorzoeking verricht in het perceel [a-straat 1] te [plaats]. Om 0.42 uur werd aangevangen met de doorzoeking. Om 2.10 uur werd de doorzoeking beëindigd."
2.4. Uit de gebezigde bewijsmiddelen, in het bijzonder bewijsmiddel 6, voor zover inhoudende dat de verdachte tijdens het telefoongesprek van 17 januari 2001 heeft meegedeeld: "ik heb gezegd dat ik het heb gevonden", heeft het Hof kunnen afleiden dat hij ten tijde van het voorhanden krijgen van de in de bewezenverklaring genoemde pasjes wist dat deze van diefstal afkomstig waren.
2.5. Het middel faalt.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Gelet op de omstandigheid dat het Hof de verdachte strafbaar heeft verklaard, doch heeft bepaald dat geen straf of maatregel wordt opgelegd, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 15 december 2009.