ECLI:NL:HR:2009:BJ9338
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Bewijsklacht inzake heling van gestolen betaalpassen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 december 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van heling van gestolen goederen, in dit geval betaalpassen. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte op 16 januari 2001 in Amsterdam een rabobankpas, een multitankcard en een tankpas voorhanden had, terwijl hij wist dat deze van diefstal afkomstig waren. De verdediging stelde dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kon worden afgeleid dat de verdachte op het moment van het voorhanden krijgen van de pasjes wist dat deze gestolen waren.
De Hoge Raad heeft de klacht van de verdediging verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof op basis van de bewijsmiddelen, met name een telefoongesprek van de verdachte waarin hij aangaf dat hij de pasjes had 'gevonden', terecht had geconcludeerd dat de verdachte wist dat de pasjes van diefstal afkomstig waren. De Hoge Raad heeft ook ambtshalve beoordeeld dat de redelijke termijn van de procedure was overschreden, maar verbond hieraan geen rechtsgevolg omdat het Hof geen straf of maatregel had opgelegd aan de verdachte.
De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de bewezenverklaring van het Hof en verwerpt het cassatieberoep van de verdachte. De zaak benadrukt het belang van de bewijsvoering in strafzaken, vooral in gevallen van heling, en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van een eerlijke rechtsgang.