ECLI:NL:HR:2009:BJ9270

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01429
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op verontschuldigbare dwaling in hennepafvalzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 december 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1963 en woonachtig te [woonplaats], was beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid hennepafval. De verdachte had zich beroepen op verontschuldigbare dwaling, omdat zij informatie had ontvangen van wijkagent [verbalisant 1] over de aanwezigheid van hennepafval. Het Hof oordeelde echter dat de verdachte niet gerechtvaardigd mocht afgaan op deze informatie, omdat de wijze van aanwezig hebben van het hennepafval afweek van wat de verdachte had aangenomen. De wijkagent had aangegeven dat het hennepafval in afvalzakken werd ingeleverd en ter vernietiging in containers werd gedeponeerd, maar de bewezenverklaring betrof een situatie waarin het hennepafval werd gedroogd en vermalen in keukenmachines. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat het beroep op verontschuldigbare dwaling niet op juiste gronden was verworpen. De Hoge Raad verwierp het beroep en oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste interpretatie van informatie van opsporingsambtenaren en de verantwoordelijkheid van de verdachte om te verifiëren of haar handelingen rechtmatig waren.

Uitspraak

22 december 2009
Strafkamer
nr. 08/01429
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 6 maart 2008, nummer 20/000726-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R. van 't Land, advocaat te Breda, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof het beroep op verontschuldigbare rechtsdwaling op onjuiste gronden, althans ontoereikend gemotiveerd heeft verworpen.
3.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"zij op 22 februari 2006 te [plaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van ongeveer 110 kilogram delen van hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II."
3.3.1. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt in dat de voorzitter op verzoek van de raadsman de inhoud heeft voorgehouden van een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], en van een proces-verbaal dat door de Rechter-Commissaris is opgemaakt van het verhoor van deze opsporingsambtenaar. Deze processen-verbaal houden in, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang:
- wat betreft het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1]:
"Het was mij ambtshalve bekend dat door klanten van voornoemde [A] restanten van hennepafval konden worden afgegeven in afvalzakken. Voornoemde zakken werden vervolgens in containers gedeponeerd waarna deze containers periodiek werden opgehaald door een daartoe gespecialiseerd bedrijf ter vernietiging. Gelet op de aard van dit bedrijf heb ik deze handelingen altijd als rechtmatig beschouwd."
- wat betreft de door [verbalisant 1] bij de Rechter-Commissaris afgelegde verklaring:
"Ik was destijds wijkagent en heb met [verdachte] contact opgenomen in verband met signalen, milieuklachten, vanuit de omgeving. Er bestond tussen ons beiden een goede zakelijke relatie waarin dergelijke onderwerpen besproken konden worden. Zoals gezegd in mijn proces-verbaal beschouwde ik het bedrijfsafval van de growshop niet als onrechtmatig. Ik heb dat zo ook besproken met [verdachte]. Ik heb haar wel geadviseerd iets te doen aan de wijze van opslag gelet op de wanordelijke situatie op het terrein. Zij is ook op mijn suggestie ingegaan en heeft 2 containers aangeschaft. U toont mij de foto's uit het dossier op pagina 1 en 2 van de fotocollage. Ik herken daarop de situatie als bij [verdachte] aangetroffen. Ik zie daarop de containers die [verdachte] heeft laten plaatsen na ons gesprek."
3.3.2. Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer verworpen en heeft zich, het vonnis van de Politierechter bevestigend, in dat verband aangesloten bij hetgeen de Politierechter daarover had overwogen. De Politierechter had het verweer verworpen op de navolgende gronden:
"Anders dan de raadsman van verdachte is de politierechter van oordeel dat verdachte niet gerechtvaardigd af mocht gaan op de informatie die wijkagent [verbalisant 1] met betrekking tot de aanwezigheid van hennepafval aan haar heeft gegeven. Immers uit de verklaringen van deze wijkagent, zoals gebleken uit het door de raadsman van verdachte overgelegde
proces-verbaal van bevindingen en zoals gebleken uit het proces-verbaal van getuigenverhoor, heeft de politierechter niet opgemaakt dat de wijkagent wist dat het hennepafval door verdachte werd gedroogd en fijngemalen en dat hij aan haar toestemming heeft gegeven voor dit proces. Voorts is niet gebleken dat verdachte bij de wijkagent heeft geïnformeerd of het drogen van het hennepafval was toegestaan. Verdachte en de wijkagent hebben, blijkens de verklaring van verdachte bij de politie (pagina 21 van het proces-verbaal), slechts gesproken over het inzamelen van het restafval. Dit naar aanleiding van klachten over een wanordelijke toestand op het terrein. De wijkagent heeft bij de rechter-commissaris weliswaar verklaard dat hij het bedrijfsafval van de growshop niet als onrechtmatig beschouwde, maar dit is onvoldoende om aan te kunnen nemen dat verdachte er gerechtvaardigd op kon vertrouwen dat het drogen en fijnmalen van hennepafval in haar geval niet strafbaar was. Voorts heeft de politierechter in aanmerking genomen dat er tegenstrijdigheden zitten in haar verklaring. Zo is er 110 kilogram afval aangetroffen. Als dit door twee personen met vijf keukenmachines verwerkt moet worden, is dit een enorme klus. Anderzijds heeft verdachte verklaard dat het meestal minder was en dan zijn geen vijf keukenmachines nodig om het afval te vermalen. Voorts valt op dat blijkens het proces-verbaal van bevindingen de bedrijfsleider heeft verklaard dat het hennepafval wordt gedroogd en klein gemaakt om bij het normale bedrijfsafval te storten, terwijl er bij het bedrijfsafval geen hennepafval is aangetroffen.
Op grond van het bovenstaande is de politierechter van oordeel dat er geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar."
3.4. Het Hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet gerechtvaardigd mocht afgaan op de informatie die wijkagent [verbalisant 1] met betrekking tot de aanwezigheid van hennepafval aan haar heeft gegeven. Dat oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk, nu het Hof kennelijk in aanmerking heeft genomen dat de wijze van aanwezig hebben van het hennepafval waarvan wijkagent [verbalisant 1] kenbaar had gemaakt dit niet als onrechtmatig te beschouwen (te weten: in ingeleverde afvalzakken die ter vernietiging in containers werden gedeponeerd), afweek van de wijze van aanwezig hebben die - blijkens de inhoud van de bewijsmiddelen die zijn weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.3 - aan de bewezenverklaring ten grondslag ligt, te weten in een ruimte waarin het ingeleverde hennepafval werd gedroogd en in keukenmachines werd vermalen.
3.5. Het middel faalt derhalve.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 22 december 2009.