ECLI:NL:HR:2009:BJ9264
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Uitlevering van een opgeëiste persoon aan Marokko met betrekking tot drugstransporten
In deze zaak gaat het om de uitlevering van een opgeëiste persoon aan de autoriteiten van Marokko. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank te Utrecht van 10 april 2009, waarin de rechtbank de uitlevering toelaatbaar verklaarde voor een feit dat verband houdt met drugstransporten op 6 augustus 2007 en 21 augustus 2007. De opgeëiste persoon, geboren in 1983, had ten tijde van de aanzegging geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland. Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon, vertegenwoordigd door advocaten mr. T.E. Korff en mr. J.M. Rammelt. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel wat betreft de vermelding van de feiten waarvoor de uitlevering kan worden toegestaan. De Hoge Raad oordeelt dat de bestreden uitspraak in strijd is met artikel 28 van de Uitleveringswet, omdat deze niet voldoende duidelijk de feiten vermeldt waarvoor de uitlevering kan worden toegestaan. De Hoge Raad herstelt dit verzuim en verklaart de uitlevering toelaatbaar voor de feiten die zijn omschreven in het internationaal arrestatiebevel van 6 oktober 2008, evenals de aanvullende informatie die op 10 maart 2009 door de Marokkaanse autoriteiten is verstrekt. De overige middelen van cassatie worden verworpen, omdat deze niet leiden tot cassatie en geen nadere motivering vereisen.