ECLI:NL:HR:2009:BJ9264

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01772 U
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlevering van een opgeëiste persoon aan Marokko met betrekking tot drugstransporten

In deze zaak gaat het om de uitlevering van een opgeëiste persoon aan de autoriteiten van Marokko. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank te Utrecht van 10 april 2009, waarin de rechtbank de uitlevering toelaatbaar verklaarde voor een feit dat verband houdt met drugstransporten op 6 augustus 2007 en 21 augustus 2007. De opgeëiste persoon, geboren in 1983, had ten tijde van de aanzegging geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland. Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon, vertegenwoordigd door advocaten mr. T.E. Korff en mr. J.M. Rammelt. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel wat betreft de vermelding van de feiten waarvoor de uitlevering kan worden toegestaan. De Hoge Raad oordeelt dat de bestreden uitspraak in strijd is met artikel 28 van de Uitleveringswet, omdat deze niet voldoende duidelijk de feiten vermeldt waarvoor de uitlevering kan worden toegestaan. De Hoge Raad herstelt dit verzuim en verklaart de uitlevering toelaatbaar voor de feiten die zijn omschreven in het internationaal arrestatiebevel van 6 oktober 2008, evenals de aanvullende informatie die op 10 maart 2009 door de Marokkaanse autoriteiten is verstrekt. De overige middelen van cassatie worden verworpen, omdat deze niet leiden tot cassatie en geen nadere motivering vereisen.

Uitspraak

24 november 2009
Strafkamer
Nr. 09/01772
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank te Utrecht van 10 april 2009, nummer RK 09/393, op een verzoek van de autoriteiten van Marokko tot uitlevering van:
[Opgeëiste persoon 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon. Namens deze hebben mr. T.E. Korff en mr. J.M. Rammelt, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de vermelding van het feit/de feiten waarvoor de uitlevering kan worden toegestaan, tot toelaatbaarverklaring van de uitlevering voor de feiten genoemd in het bevel tot aanhouding, bestaande in deelneming aan (poging tot) vervoer en uitvoer van cannabis, welk vervoer en welke uitvoer dan wel welke pogingen daartoe hebben plaatsgevonden op 6 augustus 2007 en 21 augustus 2007, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het zesde middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat de Rechtbank niet dan wel onvoldoende heeft gemotiveerd voor welke feiten de uitlevering kan worden toegestaan.
2.2. De bestreden uitspraak houdt - voor zover hier van belang - onder meer het volgende in:
"Naar aanleiding van een verzoek daartoe van de officier van justitie is door de Marokkaanse autoriteiten op 10 maart 2009 aanvullende informatie verstrekt over de feiten waarvoor de uitlevering is verzocht. Uit deze aanvullende informatie, gecombineerd met het aanhoudingsbevel moet worden afgeleid dat het uitleveringsverzoek ziet op (beoogde) drugstransporten op 6 augustus 2007 en 21 augustus 2007."
en als beslissing:
"De rechtbank verklaart toelaatbaar de uitlevering van de opgeëiste persoon aan Marokko voor zover deze strekt tot vervolging ter zake van het in genoemd bevel tot aanhouding d.d. [de Hoge Raad leest:] 6 oktober 2008 gerelateerde feit."
2.3. In aanmerking genomen dat de Rechtbank enerzijds heeft vastgesteld dat het uitleveringsverzoek ziet op twee feiten, te weten (beoogde) drugstransporten op 6 augustus 2007 en 21 augustus 2007, doch anderzijds de uitlevering toelaatbaar heeft verklaard voor kennelijk slechts één feit dat is omschreven in een aanhoudingsbevel van 8 december 2008, hetwelk zich evenwel niet bij de stukken bevindt, bevat de bestreden uitspraak in strijd met art. 28, derde lid, UW niet een voldoende duidelijke vermelding van de feiten waarvoor de uitlevering kan worden toegestaan. Het middel is terecht voorgesteld.
2.4. De Hoge Raad zal het verzuim herstellen.
3. Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de vermelding van de feiten waarvoor de uitlevering kan worden toegestaan;
verklaart toelaatbaar de uitlevering van de opgeëiste persoon ter vervolging ter zake van de feiten die zijn omschreven in het door de verzoekende Staat bij het uitleveringsverzoek overgelegde en zich bij de stukken bevindende internationaal arrestatiebevel van 6 oktober 2008, de uiteenzetting der feiten van 18 december 2008 alsmede het schrijven van de procureur des konings bij de rechtbank van eerste instantie te Tanger van 10 maart 2009;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 24 november 2009.