ECLI:NL:HR:2009:BJ9263
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Maastricht met betrekking tot opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en witwassen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 november 2009 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Maastricht, dat op 26 augustus 2008 was uitgesproken. De aanvrager, vertegenwoordigd door mr. J.M. Lintz, had een gevangenisstraf van één maand opgelegd gekregen voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en witwassen. De aanvrage tot herziening was gebaseerd op de stelling dat er sprake was van een persoonsverwisseling, wat een omstandigheid is die kan leiden tot herziening volgens artikel 457, eerste lid aanhef en onder 2° van het Wetboek van Strafvordering.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zou verklaren en de zaak zou verwijzen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbehandeling. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en verklaarde de aanvrage tot herziening gegrond. Tevens werd bevolen dat, voor zover nodig, de tenuitvoerlegging van het vonnis van de Politierechter zou worden opgeschort of geschorst.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de gronden van de Advocaat-Generaal gevolgd en vastgesteld dat de gestelde omstandigheid van persoonsverwisseling inderdaad een relevante grond voor herziening is. De zaak is vervolgens doorverwezen naar het Gerechtshof, waar deze opnieuw behandeld zal worden conform de wettelijke bepalingen. Dit arrest benadrukt het belang van zorgvuldigheid in strafzaken en de mogelijkheid tot herziening wanneer er nieuwe feiten aan het licht komen die de uitkomst van de zaak kunnen beïnvloeden.