ECLI:NL:HR:2009:BJ8881
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot mondelinge tegenspraak in cassatie zonder specifieke volmacht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 september 2009 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek tot mondelinge tegenspraak in een cassatieprocedure. Het verzoek was ingediend door mr. G.J.P.M. Grijmans, advocaat te Bolsward, op 28 augustus 2009. De advocaat verzocht om het door de Advocaat-Generaal bij het Gerechtshof te Leeuwarden ingestelde beroep in cassatie tegen een arrest van dat Hof van 12 februari 2007 mondeling te mogen tegenspreken. Echter, mr. Grijmans gaf aan geen contact te hebben gehad met de verdachte, waardoor hij niet kon verklaren dat hij door de verdachte bepaaldelijk was gevolmachtigd om het beroep mondeling te tegenspreken.
De Hoge Raad overwoog dat op grond van artikel 438, tweede lid aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) een zaak naar de meervoudige kamer moet worden verwezen indien de raadsman van de verdachte te kennen heeft gegeven de middelen van cassatie mondeling te willen toelichten of het door het openbaar ministerie ingestelde beroep in cassatie mondeling te willen tegenspreken. Dit kan echter alleen als de advocaat verklaart daartoe door degene namens wie hij optreedt, bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd, zoals ook is vastgelegd in artikel 452, tweede lid, Sv.
Aangezien mr. Grijmans niet kon aantonen dat hij door de verdachte was gevolmachtigd, concludeerde de Hoge Raad dat het verzoek tot mondelinge tegenspraak niet kon worden ingewilligd. De Hoge Raad wees het verzoek af, waarmee de procedure in cassatie voortgezet kon worden zonder de mondelinge tegenspraak.