ECLI:NL:HR:2009:BJ8881

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/11850
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot mondelinge tegenspraak in cassatie zonder specifieke volmacht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 september 2009 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek tot mondelinge tegenspraak in een cassatieprocedure. Het verzoek was ingediend door mr. G.J.P.M. Grijmans, advocaat te Bolsward, op 28 augustus 2009. De advocaat verzocht om het door de Advocaat-Generaal bij het Gerechtshof te Leeuwarden ingestelde beroep in cassatie tegen een arrest van dat Hof van 12 februari 2007 mondeling te mogen tegenspreken. Echter, mr. Grijmans gaf aan geen contact te hebben gehad met de verdachte, waardoor hij niet kon verklaren dat hij door de verdachte bepaaldelijk was gevolmachtigd om het beroep mondeling te tegenspreken.

De Hoge Raad overwoog dat op grond van artikel 438, tweede lid aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) een zaak naar de meervoudige kamer moet worden verwezen indien de raadsman van de verdachte te kennen heeft gegeven de middelen van cassatie mondeling te willen toelichten of het door het openbaar ministerie ingestelde beroep in cassatie mondeling te willen tegenspreken. Dit kan echter alleen als de advocaat verklaart daartoe door degene namens wie hij optreedt, bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd, zoals ook is vastgelegd in artikel 452, tweede lid, Sv.

Aangezien mr. Grijmans niet kon aantonen dat hij door de verdachte was gevolmachtigd, concludeerde de Hoge Raad dat het verzoek tot mondelinge tegenspraak niet kon worden ingewilligd. De Hoge Raad wees het verzoek af, waarmee de procedure in cassatie voortgezet kon worden zonder de mondelinge tegenspraak.

Uitspraak

29 september 2009
Strafkamer
nr. 07/11850
Hoge Raad der Nederlanden
Rolbeslissing
op een schriftelijk verzoek van 28 augustus 2009 van mr. G.J.P.M. Grijmans, advocaat te Bolsward, gedaan in de zaak van:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966, wonende te [woonplaats].
1. Het verzoek
Mr. Grijmans heeft bij brief van 28 augustus 2009 verzocht het door de Advocaat-Generaal bij het Gerechtshof te Leeuwarden ingestelde beroep in cassatie tegen het arrest van dat Hof van 12 februari 2007 gewezen in de opgemelde zaak mondeling te mogen tegenspreken.
2. Beoordeling van het verzoek
2.1. De brief van mr. Grijmans houdt het volgende in:
"Nu ik geen contact heb gehad met [verdachte], heb ik ook geen schriftelijke toelichting kunnen geven op het cassatieschriftuur van de Advocaat Generaal, nu ik immers niet kon / kan verklaren dat ik door [verdachte] daartoe bepaaldelijk ben gevolmachtigd.
Deze eis geldt niet bij een mondelinge tegenspraak. Nu ik nog steeds geen contact heb kunnen krijgen met [verdachte] verzoek ik u om mij in de gelegenheid te stellen om mondeling tegen te spreken."
2.2. Op grond van art. 438, tweede lid aanhef en onder a, Sv wordt een zaak naar de meervoudige kamer verwezen onder meer indien de raadsman van de verdachte te kennen heeft gegeven de middelen van cassatie mondeling te willen toelichten dan wel het door het openbaar ministerie ingestelde beroep in cassatie mondeling te willen tegenspreken, en niet wordt volstaan met het overleggen van een schriftelijke toelichting. Ingevolge art. 452, tweede lid, Sv kunnen in cassatie schrifturen, schriftelijke toelichtingen en het schriftelijk commentaar, bedoeld in art. 439, vijfde lid, Sv slechts worden ingediend door een advocaat die verklaart daartoe door degene namens wie hij optreedt, bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd. Gelet op de samenhang tussen deze voorschriften moet worden aangenomen dat een advocaat een door het openbaar ministerie ingesteld beroep in cassatie slechts mondeling kan tegenspreken indien hij verklaart daartoe door degene namens wie hij optreedt, bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd.
2.3. Nu het verzoek inhoudt dat mr. Grijmans niet bepaaldelijk door de verdachte is gevolmachtigd, moet het verzoek worden afgewezen.
3. Beslissing
De Hoge Raad wijst het verzoek af.
Deze rolbeslissing is gewezen door de vice-president F.H. Koster, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 september 2009.