ECLI:NL:HR:2009:BJ8839

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01089
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over opschortingsrecht bij parkbijdragen en verplichting tot rekening en verantwoording

In deze zaak heeft Delta Park Beheer B.V. (hierna: Delta Park) een vordering ingesteld tegen een verweerder, die niet is verschenen, met betrekking tot onbetaalde parkbijdragen voor de jaren 2003 en 2004. Delta Park had de verweerder gedagvaard voor de rechtbank Rotterdam, waar de kantonrechter de vordering afwees. Delta Park ging in hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat het vonnis van de kantonrechter bevestigde. Delta Park heeft vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 4 december 2009 de vraag behandeld of de verweerder zijn verplichting tot betaling van de parkbijdragen mocht opschorten. De verweerder beriep zich op een opschortingsrecht, omdat Delta Park volgens hem niet voldeed aan haar verplichtingen om inzage te geven in de besteding van de door haar ontvangen parkbijdragen. De Hoge Raad oordeelde dat, hoewel in de algemene voorwaarden geen expliciete verplichting tot inzage was opgenomen, uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat Delta Park wel degelijk gehouden is om aan de verweerder rekening en verantwoording af te leggen over de besteding van de parkbijdragen.

De Hoge Raad vernietigde het arrest van het gerechtshof en verwees de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens werd de verweerder in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor een duidelijke communicatie en transparantie tussen partijen in overeenkomsten, vooral als het gaat om financiële verplichtingen en de besteding daarvan.

Uitspraak

4 december 2009
Eerste Kamer
08/01089
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
DELTA PARK BEHEER B.V.,
gevestigd te Wissenkerke, gemeente Noord-Beveland,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. B.T.M. van der Wiel,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Delta Park en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Delta Park heeft bij exploot van 7 december 2004 [verweerder] gedagvaard voor de rechtbank Rotterdam, sector kanton, en gevorderd, kort gezegd, [verweerder] te veroordelen aan Delta Park te betalen een bedrag van € 2.030,49, met rente en kosten.
[Verweerder] heeft de vordering bestreden.
De kantonrechter heeft, na bij tussenvonnis van 15 april 2005 een comparitie van partijen te hebben gelast, bij eindvonnis van 27 januari 2006 de vordering van Delta Park afgewezen.
Tegen het eindvonnis heeft Delta Park hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 22 november 2007 heeft het hof het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft Delta Park beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De zaak is voor Delta Park toegelicht door haar advocaat en door mr. L.C. Dufour, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing van de zaak naar een ander gerechtshof.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [Verweerder] heeft in 1999 een recreatiewoning te [plaats] gekocht. In de notariële leveringsakte zijn de "Algemene voorwaarden voor de koop/aannemingsovereenkomst voor recreatievilla's in het recreatiepark Delta Park" van toepassing verklaard.
(ii) Op grond van art. IV van deze algemene voorwaarden is Delta Park verplicht zorg te dragen voor (1) onderhoud van toegangswegen en overige gemeenschappelijke voorzieningen, (2) goede televisie- en radio-ontvangst via een antenne-inrichting, (3) afvoer van afvalstoffen en rioolafvoer, (4) straatverlichting, (5) onderhoud van waterpartijen en (6) jaarlijkse verstrekking van toegangsbewijzen voor een zwembad.
(iii) [Verweerder] is op grond van art. IV aan Delta Park voor deze diensten een jaarlijkse vergoeding (de parkbijdrage) verschuldigd.
(iv) Delta Park heeft aan [verweerder] over het jaar 2003 een parkbijdrage in rekening gebracht van € 2.351,40 en over 2004 een bedrag van € 2.407,09. [Verweerder] heeft hiervan slechts € 1.500,-- per jaar betaald.
3.2 Delta Park heeft de hiervoor in 1 vermelde vordering ingesteld, kort gezegd strekkende tot de veroordeling van [verweerder] om de onbetaald gebleven gedeelten van de parkbijdragen 2003 en 2004 te voldoen. [Verweerder] heeft verweer gevoerd en zich op een opschortingsrecht beroepen. De kantonrechter heeft de vordering van Delta Park afgewezen. Het hof heeft het vonnis bekrachtigd. Hetgeen het hof daartoe heeft overwogen, kan, voor zover thans van belang, als volgt worden samengevat.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [verweerder] zijn verplichting tot betaling van de parkbijdragen mag opschorten, omdat Delta Park jegens hem gehouden is inzage te verschaffen in de wijze waarop de door haar ontvangen parkbijdragen worden besteed, en Delta Park aan die verplichting niet voldoet. (rov. 2)
In art. IV van de algemene voorwaarden is weliswaar geen verplichting van Delta Park opgenomen om inzage te verschaffen in de exploitatie, maar uit art. 6:248 BW volgt dat een overeenkomst niet slechts de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen heeft, maar ook die welke voortvloeien uit de wet, de gewoonte of de eisen van redelijkheid en billijkheid. (rov. 4)
In de gegeven omstandigheden volgt uit de eisen van redelijkheid en billijkheid, althans uit hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt, dat Delta Park gehouden is aan [verweerder] rekening en verantwoording af te leggen van de wijze waarop de door haar ontvangen parkbijdragen worden aangewend. (rov. 6)
Nu Delta Park heeft geweigerd inzage te verschaffen, is de conclusie dat [verweerder] zich rechtsgeldig beroept op een opschortingsrecht met betrekking tot een deel van de parkbijdragen over 2003 en 2004. (rov. 8)
3.3.1 Onderdeel 1 klaagt dat het hof een onbegrijpelijke uitleg heeft gegeven aan de stellingen van [verweerder] en aldus buiten de grenzen van de rechtsstrijd is getreden. Volgens het onderdeel heeft het hof miskend dat [verweerder] aan zijn beroep op een opschortingsrecht niet ten grondslag heeft gelegd dat Delta Park verplicht is rekening en verantwoording af te leggen.
3.3.2 Blijkens de stukken van het geding heeft [verweerder] zijn beroep op een opschortingsrecht in de eerste plaats gebaseerd op de stelling dat Delta Park haar verplichtingen ter zake van onder meer gasnetvoorziening, warmtevoorziening en televisie-inrichting niet is nagekomen. Voorts heeft hij aangevoerd dat de parkbijdragen worden aangewend voor andere doeleinden dan waarvoor zij worden geheven. In het verlengde hiervan heeft hij betoogd dat hij bij gebreke van rekening en verantwoording door Delta Park niet kan nagaan welk deel van de facturen ziet op niet-nagekomen verplichtingen en op niet-overeengekomen uitgaven, zodat hij de omvang van zijn opschortingsrecht heeft moeten schatten.
In hetgeen [verweerder] heeft gesteld kan niet worden gelezen dat hij zijn opschortingsrecht heeft gebaseerd op de enkele stelling dat Delta Park geen rekening en verantwoording wilde afleggen over de besteding van de parkbijdragen. Bij memorie van antwoord heeft [verweerder] zelfs uitdrukkelijk gesteld dat de bewering van Delta Park dat hij tot opschorting was overgegaan omdat hij geen inzicht had gekregen in de besteding van de parkbijdragen, onjuist is.
Tegen deze achtergrond is het oordeel van het hof dat [verweerder] zijn opschortingsrecht heeft gebaseerd op de stelling dat Delta Park haar verplichting om rekening en verantwoording af te leggen niet is nagekomen, zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk. Het onderdeel is dus terecht voorgesteld. Na verwijzing zal alsnog moeten worden onderzocht of [verweerder] zich op de door hem gestelde gronden op een opschortingsrecht kan beroepen. De overige onderdelen behoeven geen behandeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 22 november 2007;
verwijst het geding naar het gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt [verweerder] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Delta Park begroot op € 469,62 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 4 december 2009.