ECLI:NL:HR:2009:BJ8838

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/03902
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bewijslastverdeling in geschil over betalingen exploitatie grill-room

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], op 21 september 2000 verweerder, wonende te [woonplaats], gedagvaard voor de kantonrechter te Alphen aan den Rijn. Eiser vorderde een betaling van ƒ 5.642,--, vermeerderd met rente en kosten. Verweerder heeft de vordering bestreden. De kantonrechter heeft, na tussenvonnissen op 13 februari 2001 en 27 november 2001, bij eindvonnis van 10 september 2002 de vordering afgewezen. Eiser heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof heeft na tussenarresten van 26 mei 2005 en 2 maart 2006 bij eindarrest van 22 mei 2008 de vonnissen van de kantonrechter bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof. De cassatiedagvaarding is aan het arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Verweerder is niet verschenen in de cassatieprocedure, waarop verstek is verleend. De Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, tot op deze uitspraak aan de zijde van verweerder begroot op nihil. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, en dat dit geen nadere motivering behoeft gezien artikel 81 RO, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

27 november 2009
Eerste Kamer
08/03902
EE/IS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. M. de Boorder,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiser] heeft bij exploot van 21 september 2000 [verweerder] gedagvaard voor de kantonrechter te Alphen aan den Rijn en gevorderd, kort gezegd, [verweerder] te veroordelen aan [eiser] te betalen een bedrag van ƒ 5.642,--, met rente en kosten.
[Verweerder] heeft de vordering bestreden.
De kantonrechter heeft, na tussenvonnissen van 13 februari 2001 en 27 november 2001, bij eindvonnis van 10 september 2002 de vordering afgewezen.
Tegen de vonnissen van 27 november 2001 en 10 september 2002 van de kantonrechter heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Na tussenarresten van 26 mei 2005 en 2 maart 2006 heeft het hof bij eindarrest van 22 mei 2008 de vonnissen van de kantonrechter bekrachtigd.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen voornoemde arresten van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 27 november 2009.