ECLI:NL:HR:2009:BJ8779
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid van curator voor informatieplicht bij uitkeringsgerechtigde
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 september 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, die als curator en bewindvoerder van zijn zuster fungeerde, was beschuldigd van het opzettelijk niet tijdig verstrekken van noodzakelijke gegevens aan de gemeente Renkum, wat in strijd was met de verplichtingen die voortvloeien uit de Algemene Bijstandswet en de Wet werk en bijstand. De tenlastelegging betrof de periode van 6 oktober 2000 tot 21 oktober 2004, waarin de verdachte niet volledig had gemeld dat zijn zuster beschikte over vermogen en inkomsten uit onbekende bronnen.
De Hoge Raad oordeelde dat de informatieplicht niet alleen rust op de uitkeringsgerechtigde zelf, maar ook op de curator die deze vertegenwoordigt. Dit werd bevestigd door de overwegingen van het Hof, dat stelde dat de verdachte, als curator, dezelfde verplichtingen had als zijn zuster. De verdediging had aangevoerd dat de wet enkel de bijstandgerechtigde als verplichtingdrager benoemde, maar het Hof verwierp dit argument. De Hoge Raad bevestigde de uitspraak van het Hof en oordeelde dat de uitleg van de tenlastelegging niet onverenigbaar was met de bewoordingen ervan.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak enkel voor zover het Hof had verzuimd de duur van de proeftijd vast te stellen. De opgelegde gevangenisstraf van twee weken werd niet ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders zou beslissen. De Hoge Raad concludeerde dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden, en dat de redelijke termijn van de procedure was overschreden, maar dat dit geen rechtsgevolg met zich meebracht. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van curatoren in het kader van sociale zekerheidswetgeving.