ECLI:NL:HR:2009:BJ8715

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/00241 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis wegens persoonsverwisseling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 november 2009 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam, dat op 26 september 2002 was uitgesproken. De aanvrager, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.K. Jap-A-Joe, had een gevangenisstraf van vier maanden en een geldboete van € 90,- opgelegd gekregen voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en het opgeven van een valse naam. De aanvrager stelde dat er sprake was van een persoonsverwisseling, wat aanleiding gaf tot de herzieningsaanvraag. De Advocaat-Generaal Machielse concludeerde dat de aanvraag gegrond was en adviseerde de Hoge Raad om de tenuitvoerlegging van het vonnis op te schorten en de zaak door te verwijzen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling.

De Hoge Raad heeft de aanvraag tot herziening gegrond verklaard en de opschorting van de tenuitvoerlegging van het vonnis bevolen. De zaak is vervolgens verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam, waar deze opnieuw behandeld zal worden conform artikel 467, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. De beslissing van de Hoge Raad benadrukt het belang van het recht op een eerlijke rechtsgang en de mogelijkheid om eerdere uitspraken te herzien in het licht van nieuwe feiten of omstandigheden, zoals in dit geval de stelling van persoonsverwisseling. Dit arrest onderstreept de rol van de Hoge Raad als hoogste rechtscollege in Nederland en zijn functie in het waarborgen van rechtsbescherming voor individuen.

Uitspraak

17 november 2009
Strafkamer
nr. 09/00241 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam van 26 september 2002, nummer 13/057562-02, ingediend door mr. H.K. Jap-A-Joe, advocaat te Utrecht, namens:
[Aanvrager], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970, domicilie kiezende ten kantore van zijn raadsman.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van "opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder C van de Opiumwet gegeven verbod" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden en ter zake van "door het bevoegd gezag naar zijn naam gevraagd een valse naam opgeven" veroordeeld tot een geldboete van € 90,-, subsidiair één dag hechtenis, met onttrekking aan het verkeer, verbeurdverklaring en teruggave van inbeslaggenomen goederen zoals in het vonnis vermeld.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrager voert daartoe aan dat sprake is van een persoonsverwisseling.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren, voor zover nodig de opschorting en schorsing van de tenuitvoerlegging van de in de aanvrage vermelde uitspraak zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak zal worden behandeld en afgedaan op de wijze als in art. 467, eerste lid, Sv is voorzien.
4. Beoordeling van de aanvrage
Op de door de Advocaat-Generaal in zijn conclusie genoemde gronden moet de door de aanvrager gestelde omstandigheid worden aangemerkt als een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrage is dus gegrond.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de aanvrage tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam van 26 september 2002;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op de voet van art. 467, eerste lid, Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 17 november 2009.