ECLI:NL:HR:2009:BJ8714

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/00240 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis wegens persoonsverwisseling in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 november 2009 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem, gedateerd 5 december 1997. De aanvrager, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.K. Jap-A-Joe, had een gevangenisstraf van vier maanden opgelegd gekregen wegens opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De aanvrage tot herziening was gebaseerd op de stelling dat er sprake was van een persoonsverwisseling, wat volgens artikel 457, eerste lid aanhef en onder 2°, van het Wetboek van Strafvordering een grond voor herziening kan zijn.

De Advocaat-Generaal Machielse heeft in zijn conclusie geadviseerd om de aanvrage gegrond te verklaren en de zaak door te verwijzen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en verklaarde de aanvrage tot herziening gegrond. Tevens werd bevolen om, voor zover nodig, de tenuitvoerlegging van het eerdere vonnis op te schorten of te schorsen.

De Hoge Raad heeft in zijn beslissing benadrukt dat de door de aanvrager gestelde omstandigheid van persoonsverwisseling moet worden aangemerkt als een relevante omstandigheid voor herziening. Dit arrest is gewezen door vice-president F.H. Koster, samen met raadsheren J.W. Ilsink en M.A. Loth, en is uitgesproken in aanwezigheid van waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven.

Uitspraak

17 november 2009
Strafkamer
nr. 09/00240 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem van 5 december 1997, nummer 15/031021-97, ingediend door mr. H.K. Jap-A-Joe, advocaat te Utrecht, namens:
[Aanvrager], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970, domicilie kiezende ten kantore van zijn raadsman.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van "opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid onder A van de Opiumwet gegeven verbod" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met onttrekking aan het verkeer en teruggave van inbeslaggenomen goederen zoals in het vonnis vermeld.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrager voert daartoe aan dat sprake is van een persoonsverwisseling.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren, voor zover nodig de opschorting en schorsing van de tenuitvoerlegging van de in de aanvrage vermelde uitspraak zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak zal worden behandeld en afgedaan op de wijze als in art. 467, eerste lid, Sv is voorzien.
4. Beoordeling van de aanvrage
Op de door de Advocaat-Generaal in zijn conclusie genoemde gronden moet de door de aanvrager gestelde omstandigheid worden aangemerkt als een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrage is dus gegrond.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de aanvrage tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem van 5 december 1997;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op de voet van art. 467, eerste lid, Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 17 november 2009.