ECLI:NL:HR:2009:BJ8631
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Schuldheling in relatie tot verdachte en penningmeester van de IJsbaanvereniging
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 november 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1965, was beschuldigd van schuldheling. Het Hof had geoordeeld dat de verdachte in de periode van 1 oktober 2004 tot en met 22 juni 2005 een totaalbedrag van 7000 euro had verworven, terwijl zij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dit geld door misdrijf was verkregen. De verdachte had geld ontvangen van de penningmeester van de IJsbaanvereniging, die haar financieel ondersteunde. De verdachte had echter geen navraag gedaan naar de herkomst van het geld, ondanks dat zij op de hoogte was van de relatie tussen de penningmeester en de vereniging.
De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof niet onbegrijpelijk was en dat er geen nadere motivering nodig was. De verdachte had, gezien de omstandigheden, een onderzoeksplicht en had moeten vermoeden dat het geld niet rechtmatig was verkregen. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte en bevestigde de uitspraak van het Hof, waarbij werd vastgesteld dat de redelijke termijn van de procedure was overschreden, maar dat dit geen rechtsgevolg met zich meebracht. De zaak benadrukt de verantwoordelijkheid van individuen om de herkomst van ontvangen geld te verifiëren, vooral in situaties waarin er een duidelijke relatie bestaat met de bron van het geld.