ECLI:NL:HR:2009:BJ8537

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/02066
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid werkgever bij arbeidsongeval en cassatieprocedure

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de werkgever voor een arbeidsongeval dat de eiser op 4 december 2001 heeft overkomen. De eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. K.G.W. van Oven, heeft de verweerster, een onderneming, gedagvaard voor de rechtbank Dordrecht, sector kanton, met de eis dat de verweerster aansprakelijk wordt gesteld voor de schade die de eiser heeft geleden als gevolg van het ongeval. De eiser vorderde onder andere een verklaring voor recht en een voorschot op de schadevergoeding van € 5.000,--.

De kantonrechter heeft in een eindvonnis van 22 september 2005, verbeterd bij vonnis van 29 november 2005, geoordeeld dat de verweerster aansprakelijk is voor de schade van de eiser. De verweerster heeft echter hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 1 februari 2008 de vonnissen van de rechtbank heeft vernietigd en de vordering van de eiser heeft afgewezen.

Tegen dit arrest heeft de eiser cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman, die tot verwerping van het cassatieberoep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 374,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan op 13 november 2009 door de vice-president en de raadsheren van de Hoge Raad.

Uitspraak

13 november 2009
Eerste Kamer
08/02066
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. K.G.W. van Oven,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mrs. R.S. Meijer en E.M. Tjon-En-Fa.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiser] heeft bij exploot van 6 januari 2004 [verweerster] gedagvaard voor de rechtbank Dordrecht, sector kanton, en gevorderd, kort gezegd,
- voor recht te verklaren dat [verweerster] aansprakelijk is voor het [eiser] op 4 december 2001 overkomen arbeidsongeval en de daardoor door [eiser] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade; en
- [verweerster] te veroordelen tot vergoeding van de door [eiser] als gevolg van genoemd ongeval geleden en te lijden materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de rente; en
- [verweerster] te veroordelen aan [eiser] een voorschot op de vergoeding van geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade van € 5.000,-- te betalen.
[Verweerster] hebben de vordering bestreden.
De kantonrechter heeft, na tussenvonnissen, bij eindvonnis van 22 september 2005, verbeterd bij vonnis van 29 november 2005, voor recht verklaard dat [verweerster] aansprakelijk is voor het [eiser] op 4 december 2001 overkomen arbeidsongeval en de daardoor door [eiser] reeds geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade. Het meer of anders gevorderde heeft de kantonrechter afgewezen.
Tegen voornoemde vonnissen heeft [verweerster] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 1 februari 2008 heeft het hof, kort gezegd, de vonnissen van de rechtbank vernietigd en de vordering van [eiser] alsnog afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door mrs. M.M. Stolp, A.J. Verhey en W.H. van Hemel, advocaten te Amsterdam, en voor [verweerster] door haar advocaat en mr. L.C. Dufour, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
Bij brief van 2 oktober 2009 heeft mr. M.M. Stolp, namens [eiser] op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 374,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 13 november 2009.