ECLI:NL:HR:2009:BJ8377

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
00387/07 P
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • B.C. de Savornin Lohman
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de dagvaarding in hoger beroep wegens onjuiste betekening

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 december 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft de nietigheid van de dagvaarding in hoger beroep. De verdachte, geboren in 1960 en wonende te [woonplaats], had op 23 mei 2005 een inschrijving in de GBA op het adres X. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de dagvaarding in hoger beroep niet overeenkomstig de wettelijke vereisten was betekend, zoals voorgeschreven in artikel 588 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De dagvaarding was op 20 mei 2005 tevergeefs aangeboden aan het laatst bekende adres van de verdachte en werd op 30 mei 2005 teruggezonden. Uiteindelijk is de dagvaarding op 6 juni 2005 aan de griffier van de Rechtbank te 's-Gravenhage uitgereikt, omdat er geen woon- of verblijfplaats van de verdachte in Nederland bekend was. De Hoge Raad oordeelde dat de appeldagvaarding als gewone brief was verzonden naar een adres waar de verdachte niet meer woonde, en dat er geen geldige betekening had plaatsgevonden. Hierdoor was de dagvaarding in hoger beroep nietig. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en verklaarde de dagvaarding in hoger beroep nietig. De Advocaat-Generaal Machielse had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, maar de Hoge Raad volgde deze conclusie niet.

Uitspraak

15 december 2009
Strafkamer
Nr. 00387/07
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 26 augustus 2005, nummer 22/007589-04, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[Betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. M.A.R. Schuckink Kool, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt over de betekening van de appeldagvaarding.
2.2. De stukken van het geding houden het volgende in:
- de dagvaarding in hoger beroep is, na op 20 mei 2005 tevergeefs te zijn aangeboden aan het laatst bekende adres van de verdachte - het adres dat in de appelakte was opgegeven - aan de [a-straat 1] te [woonplaats] en na op 30 mei 2005 te zijn teruggezonden aan de afzender, op 6 juni 2005 uitgereikt aan de griffier van de Rechtbank te 's-Gravenhage omdat "van de geadresseerde geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is";
- de appeldagvaarding is als gewone brief verzonden naar het adres [a-straat 1] te [woonplaats];
- blijkens een "GBA-overzicht" van 6 juni 2005 was van de verdachte op die datum geen adres bekend;
- zowel het vonnis in eerste aanleg als de bestreden uitspraak is bij verstek gewezen.
2.3. Bij zijn onderzoek naar de naleving van het bepaalde in art. 435, eerste lid, Sv heeft de Hoge Raad vastgesteld dat de verdachte sinds 23 mei 2005 stond ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente 's-Gravenhage op het adres [b-straat 1]. Daaruit volgt dat de dagvaarding in hoger beroep niet is betekend overeenkomstig art. 588 Sv zodat die dagvaarding nietig is. Het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel dat de dagvaarding in hoger beroep geldig is betekend, is daarom onjuist.
2.4. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 15 december 2009.