ECLI:NL:HR:2009:BJ8258
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Verdeling van schade na verkeersongeval en cassatieprocedure
In deze zaak gaat het om een geschil dat voortvloeit uit een verkeersongeval dat plaatsvond op 13 september 2000. Eiser, REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V., en een tweede eiser, hebben de verweerders, waaronder de Onderlinge Waarborgmaatschappij Zorgverzekeraar VGZ U.A., gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam. De eisers vorderden onder andere schadevergoeding voor zowel materiële als immateriële schade die voortvloeide uit het ongeval. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 21 augustus 2002 een comparitie van partijen gelast en heeft in een eindvonnis van 25 februari 2004 de eisers hoofdelijk veroordeeld om aan verweerder 1 20% van de schade te vergoeden en aan VGZ een bedrag van € 17.916,75 te betalen. De rechtbank wees het meer of anders gevorderde af.
Verweerders hebben hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, waar de eisers incidenteel hoger beroep hebben ingesteld. Het hof heeft in een arrest van 19 juli 2007 de eisers hoofdelijk veroordeeld om aan verweerder 1 80% van de schade te vergoeden en aan VGZ een bedrag van € 76.913,21 te betalen. Het hof heeft het meer of anders gevorderde afgewezen. Tegen dit arrest hebben de eisers cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekte tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, gezien artikel 81 RO. Het arrest is gewezen op 4 december 2009 en openbaar uitgesproken door de raadsheren.