ECLI:NL:HR:2009:BJ8156
Hoge Raad
- Herziening
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Herziening van een veroordeling wegens poging tot zware mishandeling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 september 2009 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De aanvrager, geboren in 1972 en wonende te [woonplaats], was eerder veroordeeld voor poging tot zware mishandeling van [slachtoffer], gepleegd op 31 mei 2000. De veroordeling was het gevolg van een vechtpartij waarbij de aanvrager betrokken zou zijn geweest. De aanvrage tot herziening werd ingediend door mr. A.M. Westerhuis, advocaat te Drachten, en was gebaseerd op nieuwe feiten en omstandigheden die volgens de aanvrager niet bekend waren tijdens het oorspronkelijke proces.
De aanvrage verwees naar verklaringen van het slachtoffer, waarin werd gesteld dat de aanvrager niets met de vechtpartij te maken had. Daarnaast werd er een proces-verbaal van politie aangehaald dat relevant was voor de zaak. De Hoge Raad beoordeelde of de nieuwe feiten en omstandigheden voldoende waren om de eerdere veroordeling te herzien. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde omstandigheden niet nieuw waren en dat deze al bekend waren bij de rechter die de veroordeling had uitgesproken.
Uiteindelijk concludeerde de Hoge Raad dat de aanvrage kennelijk ongegrond was en wees deze af. De uitspraak benadrukt het belang van de bewijsvoering en de noodzaak dat nieuwe feiten daadwerkelijk onbekend moeten zijn geweest tijdens het oorspronkelijke proces om tot herziening over te gaan. De beslissing werd genomen door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, en werd uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven.