ECLI:NL:HR:2009:BJ7924

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/02053
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ontvankelijkheid beroep inzake WOZ-beschikkingen en onroerendezaakbelastingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 november 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden (hierna: het College) tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Het College had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank te 's-Gravenhage, die de beroepen van belanghebbende gegrond had verklaard. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de niet-tijdige uitspraak op haar bezwaar tegen de WOZ-beschikkingen en de aan haar opgelegde aanslagen in de onroerendezaakbelastingen. De Rechtbank had de uitspraken op bezwaar vernietigd, maar enkel voor wat betreft de proceskostenvergoeding, en het College veroordeeld in de proceskosten.

Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en veroordeelde het College opnieuw in de proceskosten. Tegen deze uitspraak heeft het College cassatie ingesteld. In de procedure bij de Hoge Raad heeft de Advocaat-Generaal geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het beroep in cassatie ongegrond is en heeft het College veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 322 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

De Hoge Raad heeft verder vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie ontvankelijk is, ondanks dat belanghebbende na afloop van de termijn nog een aanvullend geschrift had ingediend, waarop de Hoge Raad geen acht heeft geslagen. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de ontvankelijkheid van beroepschriften in cassatie.

Uitspraak

Nr. 08/02053
27 november 2009
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden te Leiden (hierna: het College) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 8 april 2008, nr. BK 07/00187, betreffende de ten aanzien van X te Z (hierna: belanghebbende) genomen beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aan haar opgelegde aanslagen in de onroerendezaakbelastingen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikking de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Z voor het tijdvak 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006 vastgesteld. Voorts zijn haar in verband met die onroerende zaak aanslagen in de onroerendezaakbelastingen opgelegd.
Belanghebbende is tegen het niet tijdig doen van uitspraak op het door haar tegen deze beschikking en de aanslagen gemaakte bezwaar in beroep gekomen bij de Rechtbank te 's-Gravenhage.
Nadien heeft het hoofd Belastingen van de gemeente Leiden (hierna: het hoofd) alsnog bij één geschrift uitspraken gedaan op het bezwaar, bij welke uitspraken de waarde op een lager bedrag is vastgesteld, de aanslagen zijn verminderd en het verzoek tot vergoeden van de kosten van bezwaar is afgewezen.
De Rechtbank te 's-Gravenhage (nrs. AWB 06/2495, 06/2497 en 06/3666 WOZ) heeft de tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar, alsmede tegen de nadien gedane uitspraken op bezwaar ingestelde beroepen gegrond verklaard en de uitspraken op bezwaar, uitsluitend voor wat betreft de proceskostenvergoeding, vernietigd en het hoofd veroordeeld in de proceskosten.
Het hoofd heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd en het hoofd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden (hierna: het College) heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Het College heeft een conclusie van repliek ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek ingediend. Na afloop van de termijn heeft belanghebbende nog een aanvullend geschrift ingediend. Daartoe biedt de wet evenwel niet de mogelijkheid. De Hoge Raad slaat op dat stuk daarom geen acht.
De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 3 juli 2009 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.
Zowel het College als belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd. Nu de reactie van belanghebbende bij de Hoge Raad na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingediend, slaat de Hoge Raad op dit stuk geen acht.
3. De ontvankelijkheid van het beroepschrift in cassatie
Blijkens het pro forma beroepschrift in cassatie van 16 mei 2008, dat op 19 mei 2008 ter griffie van de Hoge Raad is ontvangen, is het beroep gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 8 april 2008 inzake de WOZ-beschikkingen 2005-2006 ten name van X te Z. In het beroepschrift worden drie nummers vermeld: AWB 06/2495, 06/2497 en 06/3666 WOZ. Voorts wordt meegedeeld dat de bestreden uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage is bijgevoegd. Uit de in kopie bijgevoegde uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 8 april 2008, nr. BK 07/00187, blijkt dat de voormelde nummers AWB 06/2495, 06/2497 en 06/3666 WOZ betrekking hebben op de uitspraak van de Rechtbank te 's-Gravenhage inzake voormelde WOZ-beschikkingen. Gelet op een en ander kan bij belanghebbende geen twijfel zijn gerezen omtrent de door het College bestreden uitspraak, te weten de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 8 april 2008, nr. BK 07/00187 inzake die WOZ-beschikkingen. Het beroepschrift in cassatie is derhalve ontvankelijk.
4. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Proceskosten
Het College zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en
veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 322 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren J.W.M. Tijnagel en A.H.T. Heisterkamp, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2009.
Van de Gemeente Leiden wordt ter zake van het door het College ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 447.