ECLI:NL:HR:2009:BJ7539
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige daad en schadestaatprocedure na geschil over einde dienstbetrekking door onrechtmatige uitlatingen door de Autoriteit Financiële Markten
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van [eiser] tegen de Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM) naar aanleiding van een geschil over de schadevergoeding na het beëindigen van zijn dienstverband. [Eiser] heeft op 13 november 2003 een schadestaat laten betekenen, waarbij hij zijn schade begrootte op ten minste € 425.000. De AFM heeft deze vordering bestreden, wat leidde tot een vonnis van de rechtbank op 17 november 2004 waarin de vordering werd afgewezen. [Eiser] ging in hoger beroep bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 8 november 2007 het vonnis van de rechtbank bekrachtigde. Hierop heeft [eiser] cassatie ingesteld.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat [eiser] niet voldoende inzicht heeft gegeven in zijn schade. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het gerechtshof en verwijst de zaak terug naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelt dat de vordering tot vergoeding van immateriële schade niet zonder meer kan worden afgewezen, omdat deze vordering naar billijkheid strekt. De Hoge Raad veroordeelt AFM in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 6.147,62 aan verschotten en € 2.600 voor salaris.