ECLI:NL:HR:2009:BJ7535

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/02747
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging schuldsaneringsregeling en niet-ontvankelijkheid hoger beroep

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van verzoeker en verzoekster, die beiden in financiële problemen verkeerden. De rechtbank 's-Gravenhage had op 16 april 2008 de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken. Op verzoek van de bewindvoerder, L. Maas, heeft de rechtbank op 1 december 2008 de tussentijdse beëindiging van deze regeling overwogen. Na een mondelinge behandeling heeft de rechtbank op 23 april 2009 besloten de schuldsaneringsregeling te beëindigen, met de bepaling dat verzoeker en verzoekster in staat van faillissement verkeren indien de uitspraak kracht van gewijsde krijgt.

Tegen deze beslissing hebben verzoeker en verzoekster hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof heeft op 7 juli 2009 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Hierop hebben verzoeker en verzoekster cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De conclusie van de Advocaat-Generaal, F.F. Langemeijer, was om het beroep te verwerpen.

De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 23 oktober 2009 geoordeeld dat de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep dan ook verworpen.

Uitspraak

23 oktober 2009
Eerste Kamer
09/02747
EE/IS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Verzoeker 1],
2. [Verzoekster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] c.s.
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij vonnis van 16 april 2008 van de rechtbank 's-Gravenhage is ten aanzien van [verzoeker] c.s. de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken. De aangewezen bewindvoerder (L. Maas) heeft op 1 december 2008 de rechtbank verzocht de toepassing van de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen.
Na mondelinge behandeling van de zaak heeft de rechtbank bij beschikking van 23 april 2009 de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [verzoeker] c.s. beëindigd. Voor het geval dat de uitspraak kracht van gewijsde krijgt, heeft de rechtbank bepaald dat [verzoeker] c.s. in staat van faillissement verkeren.
Tegen dit vonnis hebben [verzoeker] c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 7 juli 2009 heeft het hof [verzoeker] c.s. niet-ontvankelijk verklaard in hun hoger beroep.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [verzoeker] c.s. beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 23 oktober 2009.