ECLI:NL:HR:2009:BJ7320
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Zorgplicht van effectenbanken bij negatieve beleggingsresultaten
In deze zaak heeft [eiser], een gepensioneerd directeur van een bank, Staalbankiers B.V. aangeklaagd voor schadevergoeding als gevolg van vermeende schending van wettelijke en contractuele verplichtingen. De zaak begon met een dagvaarding op 28 mei 2003, waarin [eiser] vorderde dat Staalbankiers hem zou vergoeden voor de verliezen die hij had geleden door de uitvoering van effectentransacties. De rechtbank 's-Gravenhage wees de vordering af op 7 september 2005, waarna [eiser] in hoger beroep ging. Het gerechtshof te 's-Gravenhage bekrachtigde op 28 februari 2008 het vonnis van de rechtbank, wat leidde tot het cassatieberoep bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad oordeelde dat de zorgplicht van Staalbankiers, zoals vastgelegd in artikel 28 van de Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 1999, niet zo ver strekt dat het de belegger beschermt tegen elk verlies. De Hoge Raad stelde vast dat, ondanks de verliezen die [eiser] op bepaalde transacties had geleden, zijn uiteindelijke saldo positief was. Dit betekent dat de normen in artikel 28 NR wel bescherming bieden tegen te grote verliezen, maar niet tegen elk verlies dat een belegger kan lijden. De Hoge Raad verwierp het principale cassatieberoep en oordeelde dat de kosten van het geding voor rekening van [eiser] komen.
De uitspraak benadrukt de grenzen van de zorgplicht van effectenbanken en bevestigt dat beleggers ook verantwoordelijk zijn voor hun eigen beleggingsresultaten. De Hoge Raad concludeerde dat de bank niet aansprakelijk was voor de verliezen van [eiser], aangezien hij per saldo een positief resultaat had behaald met de transacties die door de bank waren uitgevoerd. De zaak is van belang voor de interpretatie van de zorgplicht van banken in relatie tot de bescherming van beleggers.