ECLI:NL:HR:2009:BJ7315

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/00168
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bezwaar tegen lijst der geldelijke regelingen in ruilverkaveling

In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door [eiser] tegen de Landinrichtingscommissie voor de Ruilverkaveling Sint-Oedenrode. [Eiser] had bezwaar gemaakt tegen de lijst der geldelijke regelingen in het kader van de ruilverkaveling 'Sint Oedenrode, blok Schijndel'. De bezwaren werden behandeld door de Landinrichtingscommissie en later door de rechtbank 's-Hertogenbosch. De rechtbank verklaarde het bezwaar van [eiser] ongegrond, met uitzondering van enkele punten waar het bezwaar gedeeltelijk gegrond werd verklaard. [Eiser] ging in cassatie tegen dit vonnis, waarbij de Hoge Raad de vraag moest beantwoorden of de rechtbank essentiële vormen had verzuimd en of de lijst der geldelijke regelingen correct was opgesteld. De Hoge Raad oordeelde dat de Landinrichtingswet, hoewel ingetrokken, nog van toepassing was op deze zaak. De klachten van [eiser] over de procedure en de inhoud van de lijst der geldelijke regelingen werden verworpen. De Hoge Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld en dat er geen reden was voor cassatie. Tevens werd [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

Uitspraak

20 november 2009
Eerste Kamer
08/00168
DV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
de procesbevoegdheid bezittende LANDINRICHTINGSCOMMISSIE VOOR DE RUILVERKAVELING SINT-OEDENRODE,
zetelende te Tilburg,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.W. Scheltema.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Landinrichtingscommissie.
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiser] heeft in de ruilverkaveling "Sint Oedenrode, blok Schijndel" bij brief van 16 oktober 2006 als reclamant bezwaar gemaakt tegen de lijst der geldelijke regelingen. De bezwaren zijn op 7 juni, 20 juni en 10 juli 2007 behandeld door de Landinrichtingscommissie. Die behandeling heeft ten aanzien van een aantal bezwaren niet tot overeenstemming tussen partijen geleid. Ook de rechter-commissaris, die deze bezwaren heeft behandeld op 27 augustus 2007, heeft ten aanzien daarvan geen overeenstemming tussen partijen kunnen bewerkstelligen, waarna hij partijen heeft verwezen naar de zitting van de rechtbank 's-Hertogenbosch.
De rechtbank heeft de bezwaren behandeld ter terechtzitting van 2 oktober 2007 en bij vonnis van 13 november 2007 het bezwaar strekkende tot nietigheid van de lijst der geldelijke regelingen ongegrond verklaard, het bezwaar inzake de voorlopige kostenopgave niet-ontvankelijk verklaard, bezwaar sub d gedeeltelijk en bezwaar sub f in zijn geheel gegrond verklaard en de lijst der geldelijke regelingen in die zin gewijzigd dat voor [eiser] een vergoeding van € 810,15 wordt opgenomen ten aanzien van de kavelaanvaardingswerkzaamheden en een bedrag van € 6.500,-- ten aanzien van de kosten met betrekking tot de art. 17 procedure en deze bedragen ten laste van de gezamenlijke belanghebbenden gebracht, en de inhoudelijke bezwaren voor het overige ongegrond verklaard.
Het vonnis van de rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de rechtbank heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Landinrichtingscommissie heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de Landinrichtingscommissie mede door mr. R.T. Wiegerink, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping.
De advocaat van [eiser] heeft op 18 september 2009 schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
3.1 De Hoge Raad stelt voorop dat de Landinrichtingswet met ingang van 1 januari 2007 is ingetrokken en vervangen door de Wet inrichting landelijk gebied. Op grond van de overgangsbepaling van art. 95 lid 2 van deze wet is de Landinrichtingswet in de onderhavige zaak, die een landinrichtingsproject betreft waarin reeds voor 1 januari 2007 toepassing is gegeven aan art. 198 van de Landinrichtingswet, evenwel van toepassing gebleven.
3.2 Middel I bevat de klacht dat de rechtbank essentiële vormen heeft verzuimd waarvan de niet-inachtneming met nietigheid is bedreigd doordat zij in haar vonnis [eiser] als "reclamant" in plaats van "eiser" aanduidt en de Landinrichtingscommissie in het geheel niet als partij vermeldt. Deze klacht faalt. In een procedure als de onderhavige, die een vervolg is van de behandeling van bezwaren tegen de lijst der geldelijke regelingen en die aanhangig wordt gemaakt door verwijzing door de rechter-commissaris op de voet van art. 216 in verbinding met art. 178 lid 2 Landinrichtingswet, is de landinrichtingscommissie steeds wederpartij van de belanghebbende die de bezwaren heeft ingediend. Noch diens aanduiding als "reclamant" in het vonnis noch het onvermeld laten daarin van de landinrichtingscommissie als wederpartij leidt tot nietigheid.
3.3 Middel III klaagt, onder meer, dat de rechtbank heeft nagelaten de lijst der geldelijke regelingen nietig te verklaren op de grond dat die lijst incompleet ter visie is gelegd. Het middel gaat ervan uit dat de lijst der geldelijke regelingen mede een gespecificeerde opgave behoort te bevatten van alle posten die als kosten ten laste van de gezamenlijke eigenaren komen door middel van de in art. 223 lid 1 Landinrichtingswet bedoelde omslag. Het middel faalt. Volgens art. 212 Landinrichtingswet houdt de lijst der geldelijke regelingen, onder meer, in de uitkomsten der schatting volgens art. 210 lid 1, onder a, alsmede de zo nauwkeurig mogelijke opgave van de daaruit op grond van art. 223 lid 1 Landinrichtingswet voortvloeiende kosten voor de betrokken eigenaren. Art. 210 schrijft niet voor dat de lijst der geldelijke regelingen een gespecificeerde opgave bevat van de kosten van landinrichting die art. 222 lid 4 Landinrichtingswet ten laste van de gezamenlijke eigenaren brengt. De rechtbank heeft dit bezwaar tegen de lijst der geldelijke regelingen derhalve terecht verworpen.
3.4 Opmerking verdient hierbij dat de eigenaren gedurende de periode van de terinzageligging van de lijst der geldelijke regelingen van de landinrichtingscommissie kunnen verlangen dat die informatie verschaft omtrent de kosten die ten grondslag liggen aan de lijst der geldelijke regelingen, en dat die eigenaren eventuele bezwaren tegen die lijst mede kunnen baseren op de stelling dat de voor rekening van de gezamenlijke eigenaren komende kosten onjuist zijn berekend. In het onderhavige geval is hiervan geen sprake, nu de bezwaren van [eiser] niet inhielden dat hij tijdig om informatie als hier bedoeld heeft gevraagd en dat de Landinrichtingscommissie vervolgens geweigerd heeft die informatie te verschaffen.
3.5 De overige in de middelen aangevoerde klachten kunnen evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Landinrichtingscommissie begroot op € 371,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A. Hammerstein, J.C. van Oven, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 20 november 2009.