ECLI:NL:HR:2009:BJ7278

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/04823
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • B.C. de Savornin Lohman
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch inzake afpersing op openbare weg

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte is veroordeeld voor afpersing. De feiten dateren van 18 april 2007, toen de verdachte in Sint Odiliënberg een slachtoffer onder bedreiging met een vuurwapen dwong om haar mobiele telefoon af te geven. De verdediging stelde dat de verklaring van het slachtoffer onvoldoende bewijs bood voor de bewezenverklaring van de afpersing. Het Hof oordeelde echter dat er naast de verklaring van het slachtoffer ook andere bewijsmiddelen waren die de bewezenverklaring ondersteunden, waaronder het aantreffen van de telefoon bij de verdachte en de context van de gebeurtenissen. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de beslissingen met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde feit en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof voor herbehandeling. De Hoge Raad oordeelde dat de overwegingen van het Hof onbegrijpelijk waren, vooral in het licht van de verklaringen van de verdachte die niet in de processtukken waren teruggevonden. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van voldoende motivering bij bewezenverklaringen en de noodzaak om alle relevante verklaringen in overweging te nemen.

Uitspraak

15 december 2009
Strafkamer
Nr. 08/04823
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 8 oktober 2008, nummer
20/000325-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Zuid Oost, Huis van Bewaring Roermond" te Roermond.
1. Geding in cassatie
De beroepen zijn ingesteld door de verdachte en de Advocaat-Generaal bij het Hof.
Namens de verdachte heeft mr. I.T.H.L. van de Bergh, advocaat te Hoensbroek, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal bij het Hof heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch alleen ten aanzien van de beslissingen met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde feit en de strafoplegging.
2. Beoordeling van het middel van de verdachte
2.1. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van feit 3 ontoereikend is gemotiveerd.
2.2. Ten laste van de verdachte is onder 3 bewezenverklaard dat:
"hij op 18 april 2007 te Sint Odiliënberg, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een GSM, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, die [slachtoffer 1] een vuurwapen heeft voorgehouden en tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd "Geef die telefoon anders sta je niet meer op", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende strekking, zulks terwijl dit feit werd gepleegd op de openbare weg, te weten de Boscherweg."
2.3. Het Hof heeft met betrekking tot die bewezenverklaring het volgende overwogen:
"De verdediging heeft - zakelijk weergegeven - gesteld dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte aan de Boscherweg te St. Odiliënberg [slachtoffer 1] heeft gedwongen haar telefoon af te geven. De verdediging acht de enkele verklaring van [slachtoffer 1] daartoe onvoldoende. Bovendien zo stelt de verdediging had verdachte de telefoon al aan [slachtoffer 1] ontstolen voordat men op de Boscherweg was aangekomen, namelijk tijdens een tussenstop bij het water in de nabijheid van de Clauscentrale.
Het hof is van oordeel dat de door de verdediging bedoelde verklaring van [slachtoffer 1] niet het enige bewijsmiddel is. Naast die in voetnoot 2 bedoelde verklaring is er ook het in voetnoot 7 bedoelde aantreffen van de telefoon in het bezit van verdachte en voorts de vaststelling van het hof dat het afnemen van de telefoon logischerwijs past in de loop van de gebeurtenissen aan de Boscherweg; verdachte schiet op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en neemt aansluitend daarop, teneinde het voordeel te verkrijgen dat tijdens zijn aftocht de politie of anderen niet onmiddellijk door [slachtoffer 1] kunnen worden gebeld, haar telefoon af.
Het hof merkt hierbij in de eerste plaats op dat de bovenbedoelde verklaring van [slachtoffer 1] ter zake van het onder dreiging met geweld afgeven van haar telefoon aan de verdachte door het hof betrouwbaar wordt geacht. [slachtoffer 1] is door het hof ter terechtzitting in hoger beroep als getuige gehoord. Hoewel angstig en zeer nerveus is zij daarbij authentiek op het hof overgekomen en in haar tegenover het hof afgelegde verklaring is zij op haar voor het bewijs gebruikte verklaring niet teruggekomen. Het hof ziet dan ook geen reden om aan deze verklaring te twijfelen.
In de tweede plaats merkt het hof op dat de verdediging weliswaar heeft aangevoerd dat verdachte de telefoon van [slachtoffer 1] al tijdens een tussenstop bij de Clauscentrale van [slachtoffer 1] had weggenomen, maar het hof heeft dat verdachte zelf niet horen verklaren en heeft in de processtukken ook geen verklaring van verdachte in die zin aangetroffen. Dat de telefoon niet in de nabijheid van de Clauscentrale is weggenomen vindt daarnaast in enigerlei mate weerlegging in de processtukken waaruit, zoals de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep heeft opgemerkt, valt af te leiden dat [slachtoffer 1] aan het water bij de Clauscentrale heeft gebeld met haar moeder.
Uit bovenstaande volgt dat het verweer wordt verworpen."
2.4.1. Het middel klaagt blijkens de toelichting onder meer over de overweging van het Hof dat het in de processtukken geen verklaring van de verdachte heeft aangetroffen die erop neerkomt dat de verdachte de telefoon van [slachtoffer 1] al tijdens de tussenstop bij de Clauscentrale van [slachtoffer 1] had weggenomen. Het middel acht die overweging onbegrijpelijk en beroept zich daarbij op een tweetal door de verdachte tegenover de politie afgelegde verklaringen.
2.4.2. Tot de stukken behoren:
- een proces-verbaal van politie van 20 april 2007, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"V: vraag verbalisanten
A: antwoord verdachte
(...)
V: Bij je aanhouding was je in het bezit van de gsm van [slachtoffer 1]. Hoe kom je daaraan?
A: Van haar gepikt bij het water bij de Clauscentrale.
V: Waarom heb je die gepikt?
A: Daarom, omdat ik daar zin in had.
V: Waar lag die gsm dan?
A: Op de stoel van de bijrijderskant van de polo."
- een proces-verbaal van politie van 26 april 2007, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1], voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"V: = Vraag/opmerking verbalisanten.
A: = Antwoord verdachte
(...)
V: Waar heb jij die GSM van [slachtoffer 1] afgenomen?
A: Bij de Clauscentrale heb ik toch gezegd.
V: Door [slachtoffer 1] wordt verklaard dat de GSM door jou is afgenomen op het Reutje op het moment dat jij haar bedreigde. Hoe zit dat?
A: Ik weet dat zij dat verklaard heeft maar daar weet ik niks van. De rechter heeft mij dat gezegd. Die heeft me de verklaring voor de neus gelegd."
2.4.3. Gelet op hetgeen hiervoor uit de processtukken is weergegeven, is de in het middel aangevallen overweging onbegrijpelijk. De klacht slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat het middel van de verdachte voor het overige geen bespreking behoeft en dat, nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, het bestreden arrest wat betreft de ten aanzien van feit 3 gegeven beslissingen en de opgelegde gevangenisstraf niet in stand kan blijven. Het middel van de Advocaat-Generaal bij het Hof, dat uitsluitend is gericht tegen de afwijzing van de gevorderde terbeschikkingstelling met dwangverpleging, moet daarom buiten bespreking blijven.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 tenlastegelegde en de opgelegde gevangenisstraf;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te
's-Hertogenbosch, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 15 december 2009.