ECLI:NL:HR:2009:BJ7246

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/00229 A
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in strafzaak tegen verdachte met betrekking tot fotoconfrontaties en verklaring over gouden tanden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 december 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De verdachte, geboren in 1980 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in het Huis van Bewaring 'Bon Futuro' op Curaçao, had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak. De advocaat van de verdachte, mr. G. Spong, had middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest waren gehecht.

De zaak draaide om de vraag of het Hof bij de verwerping van het verweer betreffende de fotoconfrontaties terecht had geoordeeld. De verdachte had in hoger beroep verklaard dat het geopend houden van zijn lippen, waardoor zijn gouden tanden zichtbaar waren, zijn 'stijl' was. Echter, deze verklaring was niet opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting, wat leidde tot de klacht dat het Hof deze verklaring ten onrechte had meegenomen in zijn overwegingen.

De Hoge Raad heeft op basis van artikel 83 RO inlichtingen ingewonnen bij de voorzitter van het Hof, die bevestigde dat er een kennelijke misslag was opgetreden. De Hoge Raad heeft het proces-verbaal met verbetering van deze misslag gelezen, waardoor het middel feitelijke grondslag mist en faalt. De Hoge Raad heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van elf jaren en elf maanden naar elf jaren en vijf maanden. De uitspraak van de Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verwerpt het beroep voor het overige.

Uitspraak

15 december 2009
Strafkamer
nr. S 08/00229 A
ABG/SM
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 20 december 2007, nummer H76/2006, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren [te geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in het Huis van Bewaring "Bon Futuro" op Curaçao.
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, teneinde deze op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
1.2. Op door de Hoge Raad ambtshalve ingewonnen nadere inlichtingen heeft de raadsman gereageerd bij brief van 6 november 2009.
De Advocaat-Generaal heeft medegedeeld af te zien van het nemen van een nadere conclusie.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof bij de verwerping van het verweer betreffende de fotoconfrontaties in aanmerking heeft genomen dat de verdachte over het geopend houden van zijn lippen waarbij zijn gouden tanden zichtbaar zijn, in hoger beroep heeft verklaard: "dat is mijn stijl", terwijl uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep niet blijkt dat de verdachte zodanige verklaring heeft afgelegd.
2.2. De Hoge Raad heeft op de voet van art. 83 RO inlichtingen ingewonnen bij de voorzitter van het Hof. Deze heeft per brief van 4 november 2009 aan de Hoge Raad onder meer medegedeeld:
"Ter terechtzitting in hoger beroep werden door het Hof aan de verdachte de foto's getoond die bij de fotoconfrontatie waren gebruikt. De verdachte verklaarde zijn foto daartussen te herkennen. Het Hof vroeg de verdachte naar het geopend houden van zijn lippen waardoor zijn gouden tanden zichtbaar zijn, waarop de verdachte antwoordde "dat is mijn stijl". Dit deel van de verklaring is in het vonnis opgenomen maar abusievelijk niet in het proces-verbaal van de terechtzitting, dat pas later - na het instellen van cassatie - werd uitgetypt en door mij ondertekend.
De griffier, een stagiaire, was inmiddels niet meer werkzaam bij het Hof. De twee andere leden van de kamer, welke ik vandaag raadpleegde, hebben dezelfde herinnering aan deze gang van zaken en gesproken woorden."
2.3. Op grond van de inhoud van deze brief moet het ervoor worden gehouden dat als gevolg van een kennelijke misslag is verzuimd het in het middel bedoelde deel van de verklaring van de verdachte op te nemen in het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 11 december 2007.
De Hoge Raad leest het proces-verbaal met verbetering van die misslag. Daardoor mist het middel feitelijke grondslag, zodat het faalt.
3. Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De verdachte bevindt zich in voorlopige hechtenis.
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van elf jaren en elf maanden.
5. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 4 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze elf jaren en vijf maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema, J. de Hullu, W.F. Groos en M.A. Loth, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 15 december 2009.