ECLI:NL:HR:2009:BJ7007
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en omgangsregeling in familierechtelijke procedure
In deze zaak gaat het om een verzoek tot echtscheiding en de vaststelling van een omgangsregeling tussen de man en de vrouw, die beiden ouders zijn van twee minderjarigen. De vrouw heeft op 29 september 2005 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Rotterdam, waarin zij echtscheiding verzocht en het eenhoofdig ouderlijk gezag over de kinderen aan haar wilde toebedelen. De rechtbank heeft op 20 februari 2006 de echtscheiding uitgesproken en de vrouw belast met het ouderlijk gezag. De man heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij hij de beschikking van de rechtbank wilde vernietigen en een omgangsregeling wilde vaststellen. Het hof heeft op 29 november 2006 de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om onderzoek te doen naar de omgangsregeling en het gezag. Op 13 februari 2008 heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, maar het verzoek van de man tot het vaststellen van een omgangsregeling afgewezen. De vader werd de omgang met de dochter ontzegd voor onbepaalde tijd en met de zoon voor drie jaar, te rekenen vanaf de datum van de beschikking. De man heeft cassatie ingesteld tegen deze beslissingen. De Hoge Raad heeft op 30 oktober 2009 de klachten van de man in cassatie verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.