ECLI:NL:HR:2009:BJ6953
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Profijtontneming en toerekening van wederrechtelijk verkregen voordeel in hennepkwekerijzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 november 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die in de periode van 1 maart 2006 tot en met 24 september 2006 in Arnhem hennepplanten heeft geteeld. De betrokkene is eerder door het Hof veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal door twee of meer verenigde personen. De advocaat van de betrokkene, mr. M.W.G.J. IJsseldijk, heeft een middel van cassatie voorgesteld, waarin werd betoogd dat het Hof onterecht het volledige wederrechtelijk verkregen voordeel aan de betrokkene heeft toegerekend zonder voldoende motivering.
De Hoge Raad oordeelde dat de toerekening van het verkregen voordeel niet begrijpelijk was, gezien de omstandigheden van de zaak. Het Hof had vastgesteld dat de betrokkene samen met anderen de hennepplanten had geteeld, maar had geen nadere uitleg gegeven over waarom het volledige voordeel aan de betrokkene werd toegerekend. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling.
De Hoge Raad concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat de betrokkene het volledige voordeel had genoten, en dat de eerdere berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet in stand kon blijven. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij de toerekening van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaken.