ECLI:NL:HR:2009:BJ5403

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/02582
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van opgebouwde pensioenrechten in het kader van een echtscheiding

In deze zaak heeft de vrouw de man gedagvaard voor de rechtbank 's-Gravenhage met de vordering om te verklaren voor recht dat de man gehouden is om een tijdsevenredig deel van de door hem opgebouwde pensioenrechten aan haar af te dragen. De rechtbank heeft de vordering van de vrouw afgewezen in een vonnis van 24 december 2003. Hierop heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, waar zij haar eis heeft vermeerderd. Het hof heeft op 30 januari 2008 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Tegen deze beslissing heeft de vrouw cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De man is in deze procedure niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De zaak is door de advocaat van de vrouw toegelicht, en de conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal was om het beroep te verwerpen op basis van artikel 81 RO. De advocaat van de vrouw heeft op 12 juni 2009 schriftelijk gereageerd op deze conclusie. De Hoge Raad heeft op 11 september 2009 het beroep verworpen en de vrouw in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de man op nihil zijn begroot. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

11 september 2009
Eerste Kamer
08/02582
EV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
1. Het geding in feitelijke instanties
De vrouw heeft bij exploot van 7 juli 1997 de man gedagvaard voor de rechtbank 's-Gravenhage en gevorderd, kort gezegd, te verklaren voor recht dat de man is gehouden tegen behoorlijk bewijs van kwijting een tijdsevenredig deel van de door de man opgebouwde pensioenrechten aan de vrouw af te dragen.
De man heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft, na een comparitie van partijen te hebben gelast, bij vonnis van 24 december 2003 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage en haar eis vermeerderd.
Bij arrest van 30 januari 2008 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de man is verstek verleend.
De zaak is voor de vrouw toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
De advocaat van de vrouw heeft op 12 juni 2009 schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de vrouw in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de man begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 11 september 2009.