ECLI:NL:HR:2009:BJ5158

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
41839
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vermindering van boete wegens overschrijding van de redelijke termijn in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 augustus 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure van X B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak van 1 januari 1998 tot en met 31 december 1998, waarbij een boete van ƒ 2605 (€ 1182,10) was opgelegd. Na bezwaar tegen de naheffingsaanslag en de boetebeschikking, heeft de Inspecteur deze handhaafd. Het Hof heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarop belanghebbende cassatie heeft ingesteld.

De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof en die van de Inspecteur vernietigd, maar enkel voor zover deze betrekking hebben op de boete. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Aangezien er meer dan vier jaar zijn verstreken sinds het indienen van het beroep in cassatie op 21 maart 2005, heeft de Hoge Raad besloten de boete te verminderen tot € 800.

De Hoge Raad heeft verder geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en is openbaar uitgesproken op 14 augustus 2009.

Uitspraak

nr. 41.839
14 augustus 2009
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 27 januari 2005, nr. 03/01816, betreffende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting, alsmede de daarbij gegeven boetebeschikking.
1. Het geding in feitelijke instantie
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 1998 tot en met 31 december 1998 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd, alsmede een boete van ƒ 2605 (€ 1182,10). De naheffingsaanslag en de boetebeschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.
Het Hof heeft het tegen die uitspraken ingestelde beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM
In deze zaak is beroep in cassatie ingesteld op 21 maart 2005. Sindsdien zijn tot het moment dat de Hoge Raad in deze zaak arrest wijst, meer dan vier jaren verstreken. Dit levert een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM op. De Hoge Raad zal om die reden de boete verminderen.
5. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de uitspraak van het Hof en die van de Inspecteur, doch enkel voor zover deze betrekking hebben op de boete, en
vermindert de boete tot op € 800.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2009.