ECLI:NL:HR:2009:BJ3677
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Houderschap van een motorvoertuig en bewijsvoering bij snelheidsovertreding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 oktober 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was beschuldigd van een snelheidsovertreding met een motorvoertuig, waarbij de vraag centraal stond of de verdachte als houder van het voertuig kon worden aangemerkt. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat de verdachte als houder van de auto moest worden aangemerkt, op basis van de bewijsmiddelen die waren overgelegd. De verdachte had getekend als berijder van de auto en had daarmee impliciet erkend dat hij de auto tot duurzaam gebruik onder zich had. Het Hof had geen blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en de motivering was toereikend.
Daarnaast werd in de zaak een beroep gedaan op een strafuitsluitingsgrond, maar de Hoge Raad oordeelde dat de verdachte niet kon worden vrijgesteld van strafbaarheid. De verdachte had de mogelijkheid gehad om de naam en het adres van de werkelijke bestuurder van de auto aan het Openbaar Ministerie te verstrekken, maar had dit nagelaten. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de uitspraak van het Hof, waarbij de bewezenverklaring van de snelheidsovertreding werd gehandhaafd. De zaak benadrukt het belang van bewijsvoering en de verantwoordelijkheden van houders van motorvoertuigen in het kader van de Wegenverkeerswet 1994.