ECLI:NL:HR:2009:BJ3665
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Cassatie over het onterecht voeren van de titel van advocaat na schrapping van het tableau
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 oktober 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1938, was eerder advocaat maar is op 27 februari 2004 van het tableau geschrapt. Desondanks heeft hij op 29 oktober 2004 in Den Haag de titel van advocaat gevoerd tijdens een civiele procedure namens zijn cliënt, [betrokkene 1]. De verdachte heeft in toga opgetreden en een pleitnota overgelegd waarin hij als advocaat werd vermeld. Dit gebeurde terwijl hij niet meer als advocaat was ingeschreven, na een schorsing door de Raad van Discipline.
De Hoge Raad heeft de bewezenverklaring van de feiten door het Hof bevestigd. De verdediging stelde dat voor de bewezenverklaring van het feit dat de verdachte zonder daartoe gerechtigd te zijn de titel van advocaat voerde, aangetoond moest worden dat hij niet in het buitenland tot het voeren van een overeenkomstige titel bevoegd was. De Hoge Raad oordeelde echter dat deze eis niet in het recht is verankerd. De verdachte heeft niet aangetoond dat hij buiten Nederland bevoegd was om de titel van advocaat te voeren, en de stukken van het dossier bevatten geen aanwijzingen hiervoor.
De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte verworpen, waarbij de motivering van de bewezenverklaring als toereikend werd beschouwd. De uitspraak benadrukt dat het voeren van de titel van advocaat uitsluitend is voorbehouden aan diegenen die als advocaat in Nederland zijn ingeschreven of die in het buitenland tot het voeren van een overeenkomstige titel bevoegd zijn. De zaak onderstreept de noodzaak voor advocaten om hun inschrijving en titel zorgvuldig te beheren, vooral na schorsingen of schrappingen.