ECLI:NL:HR:2009:BJ3651

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01136
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • B.C. de Savornin Lohman
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafmotivering en bepaling van de duur van de straf in een hennepzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 oktober 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid hennep, namelijk ongeveer 3.484,5 kilogram. Het Hof had de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden opgelegd, maar de Hoge Raad oordeelde dat de strafmotivering ontoereikend was. De Hoge Raad merkte op dat in de bewezenverklaring en bewijsvoering geen melding werd gemaakt van het aantal hennepplanten dat de verdachte aanwezig had, noch van de toestand waarin deze planten verkeerden. Dit was van belang voor de strafoplegging, aangezien de strafmaat mede afhankelijk is van het aantal planten en hun toestand. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar enkel wat betreft de strafoplegging, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof voor herbehandeling. De Advocaat-Generaal had eerder geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak, maar enkel ten aanzien van de opgelegde straf. De Hoge Raad benadrukte dat de strafoplegging niet alleen moet steunen op de hoeveelheid hennep, maar ook op de omstandigheden van de verdachte en de aard van de delicten. De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de strafmotivering in drugszaken, waarbij de rechter zorgvuldig moet afwegen welke factoren van invloed zijn op de strafmaat.

Uitspraak

13 oktober 2009
Strafkamer
nr. 08/01136
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 13 februari 2008, nummer 20/000271-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1948, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.G.C.P. Smits, advocaat te Eindhoven, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel ten aanzien van de daarbij opgelegde straf, en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt over de strafmotivering.
2.2. Overeenkomstig de tenlastelegging heeft het Hof ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"zij op 23 oktober 2006 te Oirlo, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3.484,5 kilogram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II."
2.3. Het bestreden arrest houdt het volgende in:
"De eerste rechter heeft aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 9 maanden.
De advocaat-generaal heeft, verwijzend naar de zogenaamde Bos-Polaris richtlijnen, gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsvrouwe heeft op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte gewezen en aangevoerd dat oplegging van de door de advocaat-generaal gevorderde straf een bijzonder harde sanctie zou zijn, mede omdat die straf het voor verdachte in wezen onmogelijk zou maken in Nederland te gaan werken.
Het hof oordeelt als volgt.
Verdachte heeft gedurende een relatief korte tijd (in totaal ongeveer 7 uren) samen met anderen een grote hoeveelheid hennepplanten in stukken geknipt en in kisten/kratten gelegd.
Door deze werkzaamheden heeft verdachte een aandeel geleverd in de professioneel opgezette en grootschalige handel in softdrugs.
Anders dan de advocaat-generaal zal het hof bij de bepaling van de straf niet uitgaan van de Bos-Polaris richtlijnen, omdat het hof zich wat strafmaat betreft richt op het recht, zoals dat is neergelegd in eerdere rechterlijke uitspraken. De landelijke rechterlijke oriëntatiepunten straftoemeting ziet het hof als een neerslag van die eerdere rechterlijke uitspraken.
Met betrekking tot softdrugs beperken die oriëntatiepunten zich echter tot de teelt/kweek van hennep, terwijl in deze sprake is van het enkele aanwezig hebben buiten een kwekerij om.
Aan de hand van bovenbedoelde oriëntatiepunten kan voor het telen van 1000 planten een gevangenisstraf van 12 weken als passend worden beschouwd. Het beschouwt het telen van hennep, nu dat aan de basis van hennepproductie ligt, als een groter inbreuk op de rechtsorde dan het enkel aanwezig hebben. Zeker als dit aanwezig hebben geen enkele zeggenschap over de hennep met zich brengt en dat aanwezig hebben ook nog slechts bestaat uit het gedurende enkele uren onder zich hebben om één en ander in opdracht van een ander voor verdere bewerking gereed te maken.
Het hof acht het passend om de hierboven genoemde gevangenisstraf van 12 weken om die reden te matigen tot 1 week gevangenisstraf per 1000 planten.
In deze zaak zijn echter geen planten ten laste gelegd en bewezen verklaard, maar een hoeveelheid van een kleine 3500 kilo. Uitgaande van de in ontnemingszaken gebruikelijke norm dat voor 1 kilo hennep ongeveer 35 planten nodig zijn, komt 3500 kilo neer op 122.500 planten. Uitgaande van 1 week per 1000 planten zou dat 140 weken = een kleine 2,5 jaar gevangenisstraf met zich brengen.
Het hof is van oordeel dat een zekere cumulatie per 1000 planten op zich aangewezen kan zijn, maar onderkent ook dat ongebreidelde cumulatie tot onredelijke en ongewenste strafoplegging kan leiden.
Anderzijds maakt bovenstaande naar het oordeel van het hof echter wel inzichtelijk dat, ook met het oog op een consistente strafbedeling, met slechts een voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals de eerste rechter heeft opgelegd, niet kan worden volstaan.
Gelet op:
- de relatief korte periode van zeven uur dat verdachte de hennep aanwezig heeft gehad;
- de omstandigheid dat de opdrachtgever in zekere mate misbruik gemaakt lijkt te hebben van deomstandigheden van verdachte;
- het gegeven dat aannemelijk is dat verdachte door haar aanhouding geen enkel financieel voordeel genoten heeft uit haar werkzaamheden voor de opdrachtgever;
- de omstandigheid dat verdachte niet eerder ter zake de Opiumwet in aanraking met politie en/of justitie is geweest;
- het gegeven dat er meer sprake lijkt te zijn van een incidenteel geval dan van grootscheepse drugsgerelateerde activiteiten aan de kant van verdachte enkel gericht op "het grote geld";
zal het hof de straf beperken tot een gevangenisstraf van zes maanden.
Het hof ziet geen aanleiding van deze straf een deel voorwaardelijk op te leggen. Persoonlijke en/of andere omstandigheden die daartoe nopen zijn tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep niet gebleken.
Als het al zo zou zijn, om met de woorden van de raadsvrouw te spreken, dat bovengenoemde strafoplegging "een harde sanctie is die het verdachte onmogelijk maakt om in Nederland te gaan werken" dan dient verdachte zich te realiseren dat zij zelf tot het plegen van een misdrijf in Nederland is overgegaan en zelf verantwoordelijk is voor de gevolgen die dat met zich kunnen brengen."
2.4.1. Het Hof heeft aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden opgelegd. Het heeft zich bij de bepaling van de duur van die straf gebaseerd op het aantal hennepplanten dat de verdachte aanwezig heeft gehad. Het heeft dat aantal in het verband van de strafmotivering berekend op basis van het in de bewezenverklaring genoemde gewicht van de hennepplanten. Het heeft dat aantal vastgesteld op 122.500. Vervolgens heeft het Hof een week gevangenisstraf per 1000 planten als uitgangspunt genomen.
2.4.2. In de bewezenverklaring noch in de bewijsvoering wordt melding gemaakt van het aantal planten dat de verdachte aanwezig heeft gehad en evenmin van de - al dan niet gedroogde - toestand waarin die planten verkeerden. Die toestand is, naar van algemene bekendheid is, van invloed op het gewicht. Gelet op een en ander kon het Hof bij de vaststelling van het aantal planten niet volstaan met een enkele verwijzing naar "de in ontnemingszaken gebruikelijke norm".
2.4.3. De strafoplegging is dus ontoereikend gemotiveerd. Het middel klaagt daarover terecht.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 13 oktober 2009.