3.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 18 september 2007 houdt het volgende in:
"Na beraad deelt de voorzitter als beslissing van het hof het volgende mede:
Het hof heeft zich beraden ten aanzien van het verzoek van de verdediging om een tweetal getuigen à décharge op te doen roepen. Daarbij neemt het hof in overweging dat verdachte is gedagvaard voor de zitting van 12 juli 2007. Het hof heeft op 11 juli 2007, alzo daags voor de zitting, een faxbericht ontvangen van de raadsman van verdachte, d.d. 10 juli 2007, strekkende tot oproeping van twee getuigen, die in die brief niet anders zijn aangeduid dan als "[betrokkene 1]" en "[betrokkene 2]", onder de toevoeging dat de personalia zo snel mogelijk zouden volgen. Het hof heeft op 12 juli 2007 het onderzoek geopend en de oproeping van die getuigen, aangeduid als [betrokkene 1] en [betrokkene 2], bevolen tegen de nadere rechtsdag van
18 september 2007. Daarbij heeft het hof verstaan dat de verdediging onverwijld de gegevens die voor een richtige oproeping van die getuigen van belang zijn aan het hof zou doen toekomen.
Op de nadere rechtsdag van heden is dienaangaande het volgende gebleken. Met betrekking tot de getuige [betrokkene 1] geldt dat op 13 september jongstleden namens de verdachte is bericht welke de personalia van die [betrokkene 1] zijn. Het hof neemt in aanmerking dat tussen 13 september en de zitting van heden 2 werkdagen zijn gelegen, zodat het bijna uitgesloten is dat in die periode een geldige oproeping van die getuige kon worden uitgebracht. Voorts heeft het hof overwogen dat het gaat om een persoon die zowel ten tijde van het tenlastegelegde misdrijf, als heden, bedrijfsleider is bij [A], de horecagelegenheid waar het tenlastegelegde zich zou hebben afgespeeld, en het hof vermag niet in te zien wat er aan in de weg zou hebben gestaan om direct gevolg te geven aan de in de brief van 10 juli 2007 gedane toezegging om de volledige namen van die getuige zo spoedig mogelijk mee te delen, hetgeen voor de verdachte heel eenvoudig moet zijn geweest. Daarna is voor deze vertraging geen bevredigende verklaring gegeven.
Met betrekking tot de andere getuige, in de brief van 10 juli j.l. omschreven als [betrokkene 2], geldt dat de advocaat-generaal op de zitting van heden heeft bericht dat hij gisteren op de hoogte is gebracht van de personalia van een persoon met de naam [betrokkene 3], om wiens oproeping als getuige in plaats van die van de op 10 juli 2007 opgegeven [betrokkene 2], thans wordt verzocht. Datgene wat het hof hierboven heeft overwogen met betrekking tot de geringe moeite waarmede de verdachte de gegevens van de getuige [betrokkene 1] bekend kon maken, geldt mutatis mutandis evenzeer voor deze getuige, die toch, zo begrijpt het hof, op 26 februari 2006 een naaste collega van verdachte was. Onder al deze omstandigheden is het hof van oordeel dat bij afweging van het belang dat de verdediging stelt te hebben bij inwilliging van zijn verzoek tot het verhoor als getuige op de terechtzitting van de bovenaangeduide personen [betrokkene 1] en [betrokkene 3], tegen het algemeen belang - waaronder ook begrepen dat van verdachte - van afdoening van de strafzaak binnen een redelijke termijn, het laatste thans het zwaarst behoort te wegen. Het hof wijst het verzoek af."