ECLI:NL:HR:2009:BJ3290

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/13317
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • B.C. de Savornin Lohman
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafmotivering en onterecht meewegen van niet-onherroepelijke veroordeling bij strafoplegging

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 oktober 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder veroordeeld voor een winkeldiefstal en had een niet-onherroepelijk vonnis ontvangen. Het Hof had geoordeeld dat de verdachte een zwaardere straf moest krijgen dan door de Advocaat-Generaal was gevorderd, omdat hij op de hoogte was van de eerdere veroordeling en de gevolgen daarvan. De Hoge Raad oordeelde echter dat het Hof niet vrijstond om deze niet-onherroepelijke veroordeling mee te wegen bij de strafoplegging. Dit leidde tot de conclusie dat de strafoplegging ontoereikend was gemotiveerd. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, wat betekent dat de andere aspecten van de uitspraak van het Hof in stand blijven. De zaak benadrukt het belang van een zorgvuldige strafmotivering en de grenzen aan het meewegen van eerdere veroordelingen in de strafoplegging.

Uitspraak

6 oktober 2009
Strafkamer
Nr. 07/13317
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 26 november 2007, nummer 22/002799-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Goudswaard, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.2. De raadsvrouwe heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof bij de strafoplegging feiten heeft meegewogen waarvoor de verdachte niet onherroepelijk is veroordeeld.
2.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 30 juli 2006 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (printer)cartridge, toebehorende aan [benadeelde partij 1]"
2.3. Het Hof heeft ter motivering van de opgelegde straf het volgende overwogen:
"De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, behoudens ten aanzien van de opgelegde straf. Te dien aanzien heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte zal worden opgelegd een werkstraf voor de duur van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een, gelet op de gebruikte tassen, enigszins professioneel aandoende, winkeldiefstal. Feiten als het onderhavige brengen naast overlast doorgaans ergernis en financiële schade voor de benadeelden met zich mee.
Blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 3 oktober 2007 is de verdachte bij (niet onherroepelijk) vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 23 mei 2006 tot een werkstraf veroordeeld wegens het plegen van een winkeldiefstal en een ander vermogensdelict. De verdachte was, gelet op zijn wetenschap van dat vonnis, derhalve gewaarschuwd dat vermogensdelicten tot strafrechtelijke sancties leiden, maar die waarschuwing heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Naar het oordeel van het hof komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door het hof in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking in de door de advocaat-generaal gevorderde straf.
Het is op deze gronden dat het hof geen andere dan de hierna te melden zwaardere - vrijheidsbenemende - straf zal opleggen."
2.4. Blijkens deze overwegingen heeft het Hof geoordeeld dat aan de verdachte een zwaardere - vrijheidsbenemende - straf dient te worden opgelegd dan door de Advocaat-Generaal is gevorderd. Hierbij heeft het Hof in aanmerking genomen dat de verdachte, gelet op zijn wetenschap van het niet-onherroepelijke vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage van 23 mei 2006, was gewaarschuwd dat vermogensdelicten tot strafrechtelijke sancties leiden.
Het stond het Hof niet vrij die niet-onherroepelijke veroordeling aldus bij de strafoplegging in aanmerking te nemen. De strafoplegging is derhalve ontoereikend gemotiveerd.
2.5. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 6 oktober 2009.