ECLI:NL:HR:2009:BJ3229

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01974/07
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de bewijsvoering in een diefstalzaak met betrekking tot een bibliotheekpas en creditcard

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 oktober 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1974, was in hoger beroep veroordeeld voor diefstal uit een woning, waarbij onder andere een bibliotheekpas en een creditcard van het slachtoffer waren weggenomen. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van het feit niet zonder meer kon worden afgeleid uit de gebezigde bewijsmiddelen. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.E.H. Jager. De Advocaat-Generaal Knigge had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de beslissing over de tenlastelegging en de strafoplegging, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring, die stelde dat de verdachte de bibliotheekpas en creditcard uit de woning had weggenomen, niet voldoende was onderbouwd. De inhoud van de bewijsmiddelen bood geen sluitende basis voor de bewezenverklaring. De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering in strafzaken en de noodzaak dat de rechterlijke uitspraken voldoen aan de eisen van de wet, met voldoende onderbouwing van de bewezenverklaring. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige, wat betekent dat andere onderdelen van de uitspraak in stand blijven.

Uitspraak

13 oktober 2009
Strafkamer
nr. 01974/07
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 18 januari 2007, nummer 21/000391-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.E.H. Jager, advocaat te Amersfoort, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de beslissing ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde en de strafoplegging, tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van feit 2 niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
2.2. Ten laste van de verdachte heeft het Hof onder 2 bewezenverklaard dat hij:
"op of omstreeks 19 oktober 2005 in [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (gelegen aan de [a-straat]) heeft weggenomen een portemonnee met daarin ondermeer een bibliotheekpas en een creditcard en een of meer overige pasjes toebehorende aan [slachtoffer]."
2.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
"Ik doe aangifte van diefstal uit mijn woning aan de [a-straat 1] te [plaats]. Op woensdag 19 oktober 2005 ontdekte ik 's nachts dat onze achterdeur niet afgesloten was. Toen ik vanmorgen mijn tasje pakte bemerkte ik dat mijn telefoon en portemonnee ontvreemd waren uit mijn tasje. Een insluiper heeft dit de afgelopen nacht ontvreemd uit onze woning. In mijn portemonnee zaten (onder andere) de navolgende goederen: Creditcard ABN Mastercard, diverse pasjes.
Nadat ik de diefstal bemerkt had heb ik direkt contact opgenomen met het creditcardbedrijf. Ik kreeg te horen dat er een bedrag van 2429,50 euro was afgeschreven door een bedrijf uit Rotterdam. Vanochtend kreeg mijn man via zijn email-adres een orderbevestiging van elektronica-apparatuur ter waarde van 2429,50 euro. Deze bestelling was op 19 oktober 2005 om 05.20 uur gedaan bij de PDAshop.nl te Rotterdam."
b. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
"In de nacht van dinsdag op woensdag (het hof begrijpt: woensdag 19 oktober 2005) hebben [betrokkene 2] en [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte) bij mij op de computer gewerkt. Ik ben rond 1:00 uur gaan slapen. Ik ben nog wakker geworden en zag toen dat [betrokkene 2] nog alleen achter de computer zat. Ik hoorde [betrokkene 2] zeggen dat [verdachte] even weg was. Rond 2:30 uur ben ik wakker geworden van de deurbel. Ik zag dat [verdachte] voor de deur stond. Ik zag dat hij pasjes bij zich had. Ik zag dat hij deze uit een tas haalde. Ik herkende dat dat de tas van [verdachte] was. Ik zag dat hij uit deze tas onder andere een creditcard haalde. Ik zag dat hij vervolgens achter de computer ging zitten. In de ochtend, ik schat rond 7:00 uur, zag ik dat [verdachte] en [betrokkene 2] nog steeds achter de computer zaten. Ik vroeg hen wat ze aan het doen waren. Vervolgens hoorde ik dat ze spullen gingen bestellen door middel van een creditcard."
c. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Op 26 oktober 2005 werd verdachte [verdachte] aangehouden. Met toestemming van verdachte keken wij, verbalisanten, onder meer in zijn portemonnee. In de portemonnee werd onder meer een bibliotheekpas aangetroffen ten name van [slachtoffer]."
2.4. Aangezien deze bewezenverklaring, voor zover behelzende dat het de verdachte is geweest die een bibliotheekpas, een creditcard en één of meer overige pasjes toebehorende aan [slachtoffer] uit een woning gelegen aan de [a-straat] in [plaats] heeft weggenomen, niet zonder meer kan worden afgeleid uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, is de uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Het middel is derhalve terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 13 oktober 2009.