ECLI:NL:HR:2009:BJ2779
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie over bigamie en de uitleg van het recht van vreemde staten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 december 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met betrekking tot bigamie. De verdachte, geboren in 1960, was op 24 december 1998 in Nederland gehuwd met [betrokkene 2], terwijl hij naar Marokkaans recht al gehuwd was met [betrokkene 1] sinds 1988. Het Hof had geoordeeld dat de verdachte ten tijde van het huwelijk in Nederland wettig gehuwd was naar Marokkaans recht, maar de Hoge Raad kon de juistheid van dit oordeel niet toetsen, omdat het niet bevoegd is om de uitleg van het recht van vreemde staten te beoordelen, zoals bepaald in artikel 79 RO.
De Hoge Raad heeft de bewezenverklaring van het Hof bevestigd, maar de opgelegde gevangenisstraf van drie maanden verminderd met twee maanden en drie weken, omdat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden. De zaak benadrukt de complexiteit van bigamie in het licht van verschillende rechtsstelsels en de beperkingen van de Hoge Raad in het toetsen van buitenlandse huwelijkswetten.
De uitspraak is relevant voor de interpretatie van artikel 237 van het Wetboek van Strafrecht, dat het aangaan van een dubbel huwelijk strafbaar stelt. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het 'wettig' gehuwd zijn geen bestanddeel vormt van dit delict, en dat de verdachte zich bewust was van zijn eerdere huwelijk op het moment dat hij in Nederland een nieuw huwelijk aanging. De uitspraak biedt belangrijke inzichten in de juridische behandeling van bigamie en de rol van de Hoge Raad in cassatieprocedures.