ECLI:NL:HR:2009:BJ2779

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/13091
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.P. Balkema
  • B.C. de Savornin Lohman
  • J. de Hullu
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bigamie en de uitleg van het recht van vreemde staten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 december 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met betrekking tot bigamie. De verdachte, geboren in 1960, was op 24 december 1998 in Nederland gehuwd met [betrokkene 2], terwijl hij naar Marokkaans recht al gehuwd was met [betrokkene 1] sinds 1988. Het Hof had geoordeeld dat de verdachte ten tijde van het huwelijk in Nederland wettig gehuwd was naar Marokkaans recht, maar de Hoge Raad kon de juistheid van dit oordeel niet toetsen, omdat het niet bevoegd is om de uitleg van het recht van vreemde staten te beoordelen, zoals bepaald in artikel 79 RO.

De Hoge Raad heeft de bewezenverklaring van het Hof bevestigd, maar de opgelegde gevangenisstraf van drie maanden verminderd met twee maanden en drie weken, omdat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden. De zaak benadrukt de complexiteit van bigamie in het licht van verschillende rechtsstelsels en de beperkingen van de Hoge Raad in het toetsen van buitenlandse huwelijkswetten.

De uitspraak is relevant voor de interpretatie van artikel 237 van het Wetboek van Strafrecht, dat het aangaan van een dubbel huwelijk strafbaar stelt. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het 'wettig' gehuwd zijn geen bestanddeel vormt van dit delict, en dat de verdachte zich bewust was van zijn eerdere huwelijk op het moment dat hij in Nederland een nieuw huwelijk aanging. De uitspraak biedt belangrijke inzichten in de juridische behandeling van bigamie en de rol van de Hoge Raad in cassatieprocedures.

Uitspraak

1 december 2009
Strafkamer
nr. 07/13091
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 16 oktober 2007, nummer 24/003131-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] in het jaar 1960, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Bewezenverklaring en bewijsvoering
2.1. Overeenkomstig de tenlastelegging is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"hij op 24 december 1998, in de gemeente Hoogezand-Sappemeer, opzettelijk, hoewel hij wettig gehuwd was met een vrouw, te weten [betrokkene 1], een dubbel huwelijk heeft aangegaan met een vrouw, te weten [betrokkene 2]."
2.2.1. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 3]:
"Ik ben werkzaam op de afdeling Burgerzaken van de gemeente Hoogezand-Sappemeer. Op 2 oktober 2003 kwam [verdachte] bij me op het gemeentehuis.
Deze [verdachte] is op 24 december 1998 in de gemeente Hoogezand-Sappemeer gehuwd met [betrokkene 2]. Dit huwelijk is 17 mei 2002 ontbonden. [Verdachte] deed op 2 oktober 2003 het verzoek om zijn buitenlandse huwelijk te registreren in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. Hij zou in 1988 in Marokko getrouwd zijn met [betrokkene 1]. Dit verzoek is niet ingewilligd omdat [verdachte] geen wettig bewijs had dat hij getrouwd was met voornoemde vrouw. Op 5 juli 2005 diende [verdachte] wederom een verzoek in om zijn buitenlands huwelijk te registreren in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. Hij had nieuwe officiële documenten meegenomen uit Marokko, die als wettig bewijsmiddel kunnen worden aangemerkt. Ik constateer dat tijdens het huwelijk dat [verdachte] in Nederland is aangegaan, hij nog getrouwd was met een vrouw uit Marokko."
b. een huwelijksakte, opgemaakt te Hoogezand-Sappemeer op 24 december 1998 door de ambtenaar van de burgerlijke stand, [betrokkene 4], voor zover inhoudende:
"ECHTGENOOT
Geslachtsnaam voor het huwelijk: [achternaam verdachte]
Voornamen : [voornaam verdachte]
Plaats van geboorte : [geboorteplaats]
Dag van geboorte: 00-00-1960
Geslachtsnaam na het huwelijk : [achternaam verdachte]
ECHTGENOTE
Geslachtsnaam voor het huwelijk : [achternaam betrokkene 2]
Voornamen : [voornaam betrokkene 2]
Plaats van geboorte : [geboorteplaats]
Dag van geboorte : [geboortedatum]-1949
Geslachtsnaam na het huwelijk : [achternaam betrokkene 2]
Dag van het huwelijk : 24-12-1998
Plaats van het huwelijk : Hoogezand- Sappemeer"
c. een geschrift, voor zover inhoudende een vertaling vanuit het Arabisch in het Nederlands van een akte van huwelijksbevestiging:
"RECHTBANK IN EERSTE AANLEG TE NADOR
NOTARIELE AFDELING TE DRIOUCH
Onderwerp van de akte: bevestiging van huwelijk
Ingeschreven in het huwelijkenregister nr. [...], folio [...], onder nr. [...], op 9 december 2002
De twee notariële getuigen die ondertekenen: [getuige 1] en [getuige 2], verbonden aan de notariële afdeling van Driouch, verklaren dat zij om elf uur vijfendertig minuten van woensdag 29 Ramadan 1423, overeenkomstig met 04/12/2002, deze getuigenverklaring hebben opgemaakt en ingeschreven in het bewaringsregister van de eerste notariële getuige, nr. 11, folio [...], onder nr. [...], inhoudende als volgt:
Nadat er toestemming nr. [...] d.d. 04/12/2002, van de notariële rechter van de notariële afdeling van Driouch is overgelegd om deze huwelijksbevestiging op te maken, de twee notariële getuigen verklaren dat, op verzoek van [verdachte], zoon van [betrokkene 5] en van zijn moeder [betrokkene 6], geboren in het jaar 1060 (naar het hof begrijpt wordt hier het jaartal 1960 bedoeld) te [geboorteplaats], arbeider, houder van identiteitsbewijs nr. [001], wonende in [woonplaats], voor hen zijn verschenen de hierna genoemde twaalf getuigen die hebben verklaard dat zij kennen bovengenoemde verzoeker en zijn echtgenote [betrokkene 1] (naar het hof begrijpt wordt hiermee [betrokkene 1] bedoeld), dochter van [betrokkene 7] en van haar moeder [betrokkene 8], geboren in het jaar 1966 te [geboorteplaats], Marokkaanse, huisvrouw, niet in het bezit is van het Nationaal Identiteitsbewijs, wonende aan het vermelde adres volgens haar domicilieverklaring nr. [002] afgegeven door subgemeente Driouch op 20/11/2002. De getuigen hebben naar de wet geldende bepalingen het bestaan van het huwelijk van partijen sinds 1988 bevestigd, dat de bruidsschat bedroeg 5.000 dirham, dat de huwelijksvoogd van de vrouw haar vader was, dat de man met zijn echtgenote als echtelieden in hun huis hebben geleefd en dat de huwelijksbanden tot op heden niet verbroken zijn geweest. Deze verklaring is op verzoek van de man door getuigen afgelegd en bevestigd op grond van hun kennis en wetenschap en van hun relatie met de twee echtelieden. Partijen waren toen wegens zware omstandigheden niet in de gelegenheid geweest om een huwelijksakte door twee notariële getuigen te laten opmaken.
Hierna volgt een opsomming van twaalf getuigen.
De getuigen zijn allen meerderjarige mannen en worden genoemd met naam, voornaam, beroep, en met het nummer van hun Nationaal Identiteitsbewijs.
De twee notariële getuigen verklaren van het voorafgaande getuige te zijn en dat de identiteit van aanwezigen vastgesteld is zoals hierboven vermeld is.
Hierna volgen onleesbare handtekeningen van de twee notariële getuigen, vermelding van de notariële rechter, zijn paraaf stempel en datum.
Hierna volgen de stempel van de vertaler, nummer [003] en datum 29 april 2003.
Hierna volgen stempel (niet leesbaar) ter legalisatie van de handtekening.
Hierna volgen stempels van de Nederlandse ambassade te Rabat op 7 mei 2003 en handtekening van [betrokkene 9].
Op de volgende bladzijde volgen:
Ter legalisatie van de handtekening van de notariële rechter volgen stempels en datum 20 april 2003.
Stempels van het Ministerie van Justitie.
Stempels van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Samenwerking, een zegel en datum 20 april 2003."
d. een geschrift, voor zover inhoudende een vertaling vanuit het Frans in het Nederlands van een vonnis van de Rechtbank van Eerste Aanleg van Nador:
"(...)
Vonnis nr. 86 van 17 januari 2005
Zaaknummer 1611/04
Vonnis in minuut ingeschreven ter griffie van de Rechtbank van Eerste Aanleg van Nador
De Familiekamer van de rechtbank van eerste Aanleg van Nador heeft ter openbare terechtzitting van 17 januari 2005 het navolgende vonnis gewezen:
Tussen:
-1) [verdachte] (Naar het hof begrijpt wordt hiermee [verdachte], derhalve verdachte bedoeld)
-2) [betrokkene 1]
(...)
Wat betreft de inhoud: De rechtbank verklaart dat de akte tot erkenning van een huwelijk nr. [...], folio [...], ingeschreven in het huwelijksregister onder nr. [...] bij de afdeling notariaat te Driouch is toegelaten door het Marokkaanse recht als bewijs van het bestaan van het huwelijk.
(...)"
2.2.2. Het Hof heeft voorts nog het volgende overwogen:
"Overweging ten aanzien van het bewijs
Namens verdachte is het verweer gevoerd dat het opzet op het aangaan van een dubbel huwelijk met [betrokkene 2] in 1998 ontbreekt. Daartoe is aangevoerd dat verdachte op dat moment, dus in 1998, niet wist dat hij reeds was gehuwd, daar eerst in 2005 is komen vast te staan dat de ceremonie die in 1988 tussen verdachte en [betrokkene 1] heeft plaatsgevonden is aan te merken als een geldig huwelijk.
Het hof overweegt daartoe het volgende.
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verdachte zich op 2 oktober 2003 heeft gemeld bij een ambtenaar van de gemeente Hoogezand teneinde zijn buitenlandse huwelijk te laten registreren. In de aangifte is vermeld dat het gaat om het registreren van een huwelijk gesloten in 1988.
Uit twee bij het dossier gevoegde bijlagen blijkt het volgende:
- In 2002 heeft verdachte een notariële akte laten opmaken ter bevestiging van het in 1988 gesloten huwelijk tussen verdachte en [betrokkene 1]. In deze akte is vermeld dat door twaalf getuigen wordt bevestigd dat het huwelijk sedert 1988 heeft bestaan en dat de huwelijksbanden niet verbroken zijn.
- In 2005 is de notariële akte door de rechtbank te Nador, Marokko, op verzoek van verdachte en [betrokkene 1] erkend en is daarmee het bestaan van een -eerder- gesloten huwelijk naar Marokkaans recht bevestigd. In het vonnis van de rechtbank is vermeld dat de raadsman aan het verzoek ten grondslag heeft gelegd dat verzoekers echtelieden zijn en dat een en ander blijkt uit eerdergenoemde notariële akte.
Het hof stelt vast dat verdachte zich in 2002 tot de Marokkaanse autoriteiten heeft gewend teneinde zijn eerder -in 1988- gesloten huwelijk te laten registreren en niet, zoals hij stelt, om in 2002 een huwelijk te sluiten. Derhalve heeft hij in 1998 bij het sluiten van zijn huwelijk in Nederland geweten van het feit dat hij eerder -in Marokko- gehuwd was.
Het hof verwerpt derhalve het verweer."
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel klaagt dat het Hof "ten onrechte althans op ontoereikende gronden" tot een bewezenverklaring is gekomen.
3.2. De tenlastelegging is toegesneden op art. 237, eerste lid aanhef en onder 1°, Sr. Die bepaling luidt:
"Met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie wordt gestraf:
1° hij die opzetttelijk een dubbel huwelijk aangaat."
3.3. Anders dan het middel tot uitgangspunt neemt, vormt het "wettig" gehuwd zijn geen bestanddeel van het delict van
art. 237, eerste lid aanhef en onder 1°, Sr. Het Hof heeft kennelijk en niet onbegrijpelijk geoordeeld dat de steller van de tenlastelegging met de daarin voorkomende zinsnede
"hoewel hij wettig gehuwd was" tot uitdrukking heeft gebracht dat de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde feit gehuwd was naar Marokkaans recht. Het Hof heeft geoordeeld dat dat het geval was. De juistheid van dat oordeel kan in cassatie niet worden getoetst omdat de Hoge Raad ingevolge art. 79 RO niet kan treden in de uitleg van het recht van vreemde staten. 's Hofs oordeel is ook zonder nadere motivering niet onbegrijpelijk. Voor verdere toetsing is, zoals hiervoor is uiteengezet, in cassatie geen plaats.
3.4. Het middel faalt.
4. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van drie maanden.
5. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 4 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze twee maanden en drie weken beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 1 december 2009.