ECLI:NL:HR:2009:BJ2767

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/11254
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen de bewezenverklaring van diefstal van kleding van het merk Tommy Hilfiger

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin de verdachte is veroordeeld voor diefstal van 73 kartons met kleding van het merk Tommy Hilfiger. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet voldoende heeft gemotiveerd waarom het een bewijsmiddel heeft gebruikt dat niet zonder meer redengevend was voor de bewezenverklaring. De verdachte, geboren in 1969, had samen met een ander op 20 september 2004 in Rotterdam de kleding wederrechtelijk toegeëigend. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof voor een nieuwe behandeling.

De zaak kwam voor de Hoge Raad na een beroep in cassatie door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.J. Baumgardt. De Advocaat-Generaal Machielse had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad constateert dat het Hof in zijn uitspraak niet heeft aangegeven waarom het bepaalde verklaringen van getuigen als bewijs heeft gebruikt, terwijl deze kennelijk leugenachtig waren. Dit gebrek in de motivering leidt tot de conclusie dat de uitspraak van het Hof niet naar behoren is onderbouwd.

De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en bepaalt dat de zaak opnieuw moet worden behandeld, zodat de verdachte een eerlijke kans krijgt om zijn zaak te bepleiten. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering en de noodzaak voor rechters om hun beslissingen goed te motiveren, vooral in strafzaken waar de vrijheid van de verdachte op het spel staat.

Uitspraak

17 november 2009
Strafkamer
nr. 07/11254
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 11 juli 2007, nummer 22/004274-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen is omkleed nu het Hof een kennelijk leugenachtige verklaring van een getuige tot het bewijs heeft gebezigd.
2.2. Ten laste van de verdachte heeft het Hof bewezenverklaard dat hij:
"op 20 september 2004 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk 73 kartons met kleding (van het merk Tommy Hilfiger), die geheel of ten dele toebehoorden aan [A] BV en/of [B] BV en/of [C] BV en welke goederen zijn mededader uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als loodsmedewerker (bij [D] / [C] BV), onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend."
2.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
"Ik ben namens de benadeelden gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik ben als kwaliteitsmanager in dienst van [C] B.V. en als zodanig bevoegd om aangifte te doen van diefstal uit ons bedrijf. Dit feit is gepleegd tussen 15 september 2004 en 22 september 2004 aan de [a-straat 1] te [plaats]. Ons bedrijf [D] had een opdracht gekregen van de firma [B], gevestigd in [plaats] om een lading van 73 kartons met kleding van het merk Tommy Hilfiger op te slaan en vervolgens na de opslag te plaatsen op een transportvoertuig. Bovengenoemde lading was afkomstig uit het verre oosten en via een container bij ons bedrijf aangeleverd, waarna de 73 kartons op 3 pallets werden opgeslagen in loods 1. Deze verhandeling heeft plaatsgevonden op woensdag 15 september 2004, omstreeks 12:00 uur.
De loods waar de goederen waren opgeslagen is beveiligd middels een alarmsysteem en wordt optisch dag en nacht beveiligd middels een camerasysteem met bewegingssensoren.
Op woensdag 22 september 2004 omstreeks 10:30 uur heeft een van de expediteurs binnen ons bedrijf aan [betrokkene 2], de loodscoördinator, de opdracht gegeven om de eerder genoemde 73 kartons gereed te maken voor transport middels het document Laat Volgen, referentie: [001].
Vervolgens bleek ons dat de bedoelde partij van 73 kartons Tommy Hilfiger niet meer aanwezig was in de eerder genoemde loods. Hierop is [betrokkene 2] intern verder gaan zoeken om te achterhalen waar de bedoelde kartons gebleven waren. Daarbij heeft hij [betrokkene 3], die op de bewuste vloer in loods 1 werkzaam is, aangesproken.
[Betrokkene 3] deelde hem mede dat de bewuste 73 kartons op maandag 20 september 2004 in de loop van de ochtend door hem op een bestelwagen waren geladen, het betrof hier volgens hem een witte bestelwagen zonder reclame opschriften.
Volgens [betrokkene 3] was de chauffeur voor hem van gezicht bekend.
Deze chauffeur toonde [betrokkene 3] een document 'Laat Volgen' met daarop de juiste omschrijving van de lading van 73 kartons. Ook vertelde [betrokkene 3] dat hij het document 'Laat Volgen' had getekend conform de voorschriften. Ik merk hierbij op dat het door [betrokkene 3] bedoelde en getekende document niet is te traceren binnen ons bedrijf.
Uit camerabeelden op het bedrijfsterrein bleek dat op maandag 20 september 2004, om 10:09 uur een witte bestelbus met een verhoogd dak en met een laadruimtelengte van ongeveer 3,5 meter, de poort is binnengereden.
Vervolgens reed deze rechtstreeks naar deur 11 van loods 1, waarna hij uit beeld verdwijnt. Hierop rijdt de bewuste wagen om 10:16 uur die dag weer het terrein af, waarbij [betrokkene 3] rijdend op een heftruck, de wagen nakijkt."
b. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Op donderdag 7 oktober 2004 omstreeks 10:00 uur stelden wij een onderzoek in bij het bedrijf [E], gevestigd [b-straat 1] te [plaats].
Wij toonden een medewerkster van dat bedrijf, genaamd [betrokkene 4], een fotografische afbeelding van de bestelauto op de foto als een bestelauto van het merk LDV met een lage opbouw. Zij verklaarde dat zij een soortgelijke bestelauto in de verhuur heeft en dat het kenteken van die bestelauto [AA-00-BB] is. Zij overhandigde ons vervolgens een huurcontract van genoemde bestelauto met daaraan bevestigd twee kopieën van respectievelijk een rijbewijs en een paspoort ten name van [betrokkene 5], geboren [geboortedatum] 1985, wonende [c-straat 1] te [woonplaats]. Wij zagen dat de bestelauto voor de periode van 17 september 2004 te 18:00 uur tot 20 september 2004 te 12:00 uur was verhuurd aan [betrokkene 5]."
c. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 5]:
"Ik heb een mobiele telefoon met het nummer 06-[002]. Ik ben de enige gebruiker van die mobiele telefoon. [Betrokkene 3] is mijn loodsbaas geweest. In de periode dat ik bij [F] werkte ging ik goed om met [betrokkene 3]. Ik zag hem buiten het werk om regelmatig. Ik kwam vaak bij hem thuis op bezoek. In heb in september een groot witte bus gehuurd bij het bedrijf vlak bij de Keileweg. Ik heb dat busje voor [verdachte] gehuurd. [Verdachte] is een vriend van mij en hij had mij gevraagd een bus voor hem te huren omdat hij zelf op de zwarte lijst zou staan. Ik weet de achternaam van [verdachte] niet, maar ik weet dat hij op de [d-straat 1] te [woonplaats] woont."
d. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 5]:
"U vraagt mij of ik een telefoonnummer van [verdachte] weet. Ik weet een nummer van hem en dat is 06-[003].
Ik weet dat [verdachte] en [betrokkene 3] ook wel eens contact met elkaar hadden. In het telefoonboek van mijn mobiele telefoon staat [betrokkene 3] onder de naam van [betrokkene 3] met nummer 06-[004]."
e. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 5]:
"Ik ken [verdachte] nu ongeveer 2 jaar. Op vrijdag 17 september 2004 kwam [verdachte] mij ophalen bij [...]. Hij kwam mij ophalen met zijn auto. Op het moment dat ik in de auto stapte vertelde hij mij dat hij een busje had gereserveerd op mijn naam. Hij zei dat we op moesten schieten omdat het verhuurbedrijf anders dicht zou zijn. Hij overviel mij hiermee en voordat ik het wist had ik er mee ingestemd. Er zat ook een vriend van [verdachte] in de auto. [Verdachte] zei tegen hem dat hij mij geld moest geven om die bus te kunnen huren. Vervolgens heeft die jongen mij € 350,00 gegeven. Ik had deze jongen een dag ervoor ook gezien, dat was op donderdag 16 september 2004. Ik was toen omstreeks 19:00 uur samen met [verdachte] op weg naar [betrokkene 3]. We reden met mijn auto, maar ik had niet genoeg benzine om naar Heinenoord te rijden. [Verdachte] zei dat hij echt naar [betrokkene 3] moest die avond en belde een vriend van hem op. Het viel mij op dat [verdachte] erg aan het drammen was dat hij perse naar [betrokkene 3] moest die avond.
Toen we bij het verhuurbedrijf aankwamen was het busje op mijn naam gereserveerd. Dat busje was wit van kleur, het merk weet ik niet, maar het was geen gangbaar merk. Verder zat er een barst in de voorruit.
Op maandagmiddag belde [verdachte] mij dat de bus weer terug was en dat alles goed was gegaan. Een paar dagen later, volgens mij was het donderdag, was ik bij [verdachte]. [Verdachte] heeft mij toen geld gegeven, ongeveer € 700 of € 800. Hij zei dat het voor mij was en dat hij een mazzel had gehad. Ongeveer 3 weken geleden was ik bij [verdachte] om uitleg te vragen wat er nou gebeurd was. Hij vertelde mij dat hij het druk had en dat het er allemaal niet toe deed. Ik zag dat er verschillende nieuwe truien van het merk Tommy Hilfiger op de bank lagen. Ik had hem daarvoor nog nooit in Tommy Hilfiger truien gezien."
f. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 3]:
"Ik ben als heftruckchauffeur werkzaam bij [C] B.V., gevestigd [a-straat 1] te [plaats]. Mijn werkzaamheden bestaan uit het lossen van containers en het laden van goederen."
g. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 3]:
"Ik heb een mobiele telefoon met het nummer 06-[004]. Ik werk sinds 5 januari 2004 bij [C] B.V. te [plaats]. Daarvoor heb ik bij [F] te [plaats] gewerkt, samen met [betrokkene 5]. Ik was zijn loodsbaas. [Betrokkene 5] is wel eens bij mij thuis geweest. Ik kan mij de diefstal van Tommy Hilfiger kleding bij het bedrijf [C] B.V. te [plaats] nog wel herinneren. Ik heb die kleding in een witte grote bus geladen. Het betrof een partij van 73 kartons inhoudende Tommy Hilfiger kleding. Er zaten twee mannen in de bus."
h. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 3]:
"Mijn roepnaam is [betrokkene 3]. Iedereen noemt mij ook [betrokkene 3], Ik heb verder geen bijnamen."
i. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 3]:
"U zegt mij dat ik telefonisch contact heb gehad met [betrokkene 5] en de chauffeur van de witte bestelbus rond de periode van de diefstal van de Tommy Hilfiger kleding. Dat kan best."
j. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 3], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Door de afdeling Opsporing van de Zeehavenpolitie is naar aanleiding van een op 23 september 2004 gedane aangifte terzake van diefstal van 73 kartons Tommy Hilfiger goederen bij het bedrijf [C], gevestigd [a-straat 1] te [plaats], een onderzoek ingesteld. Uit het onderzoek in het historische overzicht van het telefoonnummer van 06-[004] in gebruik bij [betrokkene 3], bleek het volgende:
In de periode van 15 september 2004 tot en met 22 september 2004 zijn er 25 contacten geweest tussen het bevraagde nummer en het telefoonnummer 06-[003]. [Betrokkene 5] had verklaard dat dit mobiele telefoonnummer in gebruik was bij [verdachte], wonende [d-straat 1] te [woonplaats]. Uit de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente Rotterdam bleek dat [verdachte], geboren [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats], op het adres [d-straat 1] te [woonplaats] ingeschreven heeft gestaan. Op 20 september 2004 zijn er 2 contacten geweest tussen het bevraagde nummer en het telefoonnummer 06-[003], te weten om 22.16 uur en 23.11 uur."
k. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 4], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 25 november 2004 werd door de officier van justitie een vordering inlichtingenverstrekking gedaan voor het telefoonnummer 06-[003] over de periode 1 september 2004 tot en met 23 november 2004.
Uit onderzoek is gebleken dat dit telefoonnummer in gebruik was bij de verdachte [verdachte].
Uit de opgevraagde gegevens is onder andere gebleken:
In de periode van 3 september 2004 tot en met 22 november 2004 zijn er 50 contacten geregistreerd tussen het bevraagde telefoonnummer en het telefoonnummer 06-[004], dat op naam staat van [betrokkene 3], onder meer op:
20 september 2004 omstreeks 22:16 uur
20 september 2004 omstreeks 22:59 uur
20 september 2004 omstreeks 23:02 uur
20 september 2004 omstreeks 23:11 uur
22 november 2004 omstreeks 06:48 uur
Op vrijdag 17 september 2004 zijn er 4 contacten geregistreerd tussen het bevraagde telefoonnummer en het telefoonnummer [005], dat op naam staat van [E], te weten:
17 september 2004 omstreeks 11:43 uur
17 september 2004 omstreeks 11:43 uur
17 september 2004 omstreeks 11:46 uur
17 september 2004 omstreeks 11:46 uur."
l. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 3]:
"U zegt mij dat uit onderzoek in mijn mobiele telefoon blijkt dat ik 22 november 2004 naar het nummer 06-[006] heb gebeld. Ik heb die dag alleen mijn ex-vrouw en kinderen gesproken over de telefoon. Ik heb verder niemand gebeld die dag, behalve met u. Ik heb mijn telefoon niet uitgeleend en niemand anders heeft met mijn telefoon gebeld die dag. U zegt mij dat het nummer 06-[006] het mobiele nummer is van [verdachte]. Ik ken het mobiele nummer niet en ik ken [verdachte] ook niet."
2.4 De hiervoor onder 2.3 sub l weergegeven verklaring van [betrokkene 3] is niet zonder meer redengevend voor de bewezenverklaring. Nu het Hof heeft nagelaten te vermelden waarom het dit bewijsmiddel desondanks voor het bewijs heeft gebezigd, is de bestreden uitspraak niet naar behoren met redenen omkleed.
2.5 Het middel slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 17 november 2009.