ECLI:NL:HR:2009:BJ2678
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- W.A.M. van Schendel
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Kwekersrecht en aanspraak op redelijke vergoeding onder de Zaaizaad- en Plantgoedwet
In deze zaak gaat het om de vraag of de eiseres, die plantmateriaal heeft geleverd aan de verweerder, recht heeft op een redelijke vergoeding op basis van artikel 36a van de Zaaizaad- en Plantgoedwet (Zpw). De eiseres heeft in 2000 en 2001 facturen verzonden aan de verweerder ter waarde van € 67.312,83, welke door de verweerder onbetaald zijn gelaten. De rechtbank heeft de vordering van de eiseres toegewezen, maar de verweerder heeft hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof te Amsterdam heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarna de eiseres cassatie heeft ingesteld en de verweerder incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld.
De Hoge Raad oordeelt dat de aanspraak op een redelijke vergoeding alleen toekomt aan de aanvrager wiens aanvraag voor kwekersrecht uiteindelijk is ingewilligd. In dit geval heeft de eiseres weliswaar een aanvraag gedaan voor kwekersrecht op het ras Hypericum Elegance, maar dit recht is haar nooit verleend. De Hoge Raad stelt vast dat de eiseres geen recht heeft op de vergoeding die zij vordert, omdat zij geen houder van het kwekersrecht is geworden. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het gerechtshof en verwijst de zaak naar het gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling.
De Hoge Raad wijst erop dat partijen rechtsgeldig kunnen overeenkomen dat de verweerder handelingen mag verrichten tegen betaling van een licentievergoeding, zelfs als de eiseres geen kwekersrecht verkrijgt. De zaak is van belang voor de uitleg van de Zaaizaad- en Plantgoedwet en de voorwaarden waaronder een redelijke vergoeding kan worden gevorderd. De Hoge Raad verwerpt het principale beroep en vernietigt het incidentele beroep, waarbij de kosten van het geding in cassatie worden toegewezen aan de verweerder.