ECLI:NL:HR:2009:BJ1989
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- E.N. Punt
- J.A.C.A. Overgaauw
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van naheffingsaanslag intermediaire ondernemingen op basis van oprichtingsdatum BV
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juli 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure van X B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de heffing van intermediaire ondernemingen over het jaar 1998. De belanghebbende, X B.V., had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag die was opgelegd door de Inspecteur van het Bureau Heffingen, thans de Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het Hof had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarop de belanghebbende cassatie heeft ingesteld.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de BV pas vanaf de datum van oprichting, 27 november 1998, als ondernemer kan worden aangemerkt in de zin van artikel 29 van de Meststoffenwet. Dit betekent dat de heffing over het tijdvak voor de oprichting, van 1 januari 1998 tot en met 26 november 1998, niet op basis van de Meststoffenwet aan de BV kan worden nageheven. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het Hof vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling.
Daarnaast heeft de Hoge Raad bepaald dat de Staat de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van de belanghebbende moet vergoeden, vastgesteld op € 1288 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en dat het griffierecht van € 433 aan de belanghebbende moet worden vergoed. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de oprichtingsdatum van een onderneming in relatie tot belastingheffing en de toepassing van de Meststoffenwet.